Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Manoeuvreren

betekenis & definitie

(manoeuvreerde, heeft gemanoeuvreerd), (< Fr.),

1. kunst- of handgrepen uitvoeren: je moet in dit drukke verkeer goed weten te manoeuvreren;
2. gevechtsoefening houden: de troepen, de eskaders manoeuvreerden;
3. (gemeenz.) met iets manoeuvreren, er bewegingen mee maken, het hanteren;
4. (fig.) bewerkstelligen, draaien: hij wist het zo te manoeuvreren, dat zijn broer benoemd werd.

< >