Werkwoorden vervoegen
manoeuvreren
Tegenwoordige tijd manoeuvreren
Ik manoeuvreer
Jij manoeuvreert
manoeuvreer jij?
U manoeuvreert
Hij/Zij/Het manoeuvreert
Wij manoeuvreren
Jullie manoeuvreren
Zij manoeuvreren
Verleden tijd van manoeuvreren
Ik manoeuvreerde
Jij/U manoeuvreerde
Hij/Zij/Het manoeuvreerde
Wij manoeuvreerden
Jullie manoeuvreerden
Zij manoeuvreerden
Voltooid deelwoord van manoeuvreren
gemanoeuvreerd
Tegenwoordig deelwoord van manoeuvreren
manoeuvrerend