Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Lijm

betekenis & definitie

v.,

1. geleiachtige massa of vaste stof, doorliet uitkoken van dierlijke afvalstoffen verkregen, tot plak-, bind- of kleefmiddel dienende: dierlijke, vloeibare lijm; lijm koken; papier door de lijm halen; twee stukken hout met lijm aan elkander hechten;
2. (bijb.) asfalt.