Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Papier

betekenis & definitie

(<Lat. papyrus), o. (-en), (g. mv. als stofn.)

1. stof die eerst uit de papyrus of papierplant, maar later uit katoenen en linnen lompen en nu uit verschillende andere stoffen wordt vervaardigd en dient om op te schrijven, te tekenen enz.: een boek, een riem, een vel papier; — machinaal papier, door machines vervaardigd en niet op de Oudhollandse wijze geschept; — papier zonder einde, machinaal papier van een buitengewone lengte; — inz. als stof waarop men schrijft en drukt: papier en pen hanteren; de pen op het papier zetten; zijn gedachten op het papier brengen, zetten, schriftelijk uitdrukken; — iets aan het papier toevertrouwen, iet? dat min of meer een geheim is, opschrijven; — het papier is geduldig (Zuidn. ook verduldig), men schrijft op papier wat men wil; — een vodje papier; — gezegeld papier.
2. vel of stuk van de onder 1. genoemde stof: op alle planken van de kast lagen blauwe papieren; — iets in een papiertje doen, het daarin rollen of pakken; — inz. een beschreven of bedrukt blad: een gezegeld papier; (handel) op papier, ten verkoop gereed; — papieren, geschreven stukken, bewijsstukken, akten; inz. officiële stukken of verklaringen die men bij zekere gelegenheden moet overleggen: iemands papieren vragen; zijn papieren waren niet in orde; oude papieren; — hij heeft goede papieren, goede aanbevelingen, getuigschriften enz.
3. geldswaardig biljet: een papiertje van duizend, bankbiljet van duizend; — duizend gulden in papier; — als je huizen koopt loopt het aardig in de papieren, het wordt kostbaar; — effecten: een papiertje kopen; zijn ganse vermogen bestaat uit papier; — de papieren rijzen, dalen, de effecten worden hoger, lager; (fig.) zijn papieren rijzen, dalen, zijn positie, zijn kansen, zijn invloed wordt meer, minder; — (scherts, kaartsp.) goede papieren hebben, mooie kaarten; — (Zuidn.) in slechte papieren zitten, financieel in verlegenheid, in de nesten zitten; — papier aan toonder, schuldbekentenis waarbij de schuldenaar op zich neemt, niet aan een bepaald uitgedrukte persoon, maar jegens ieder, die op een gegeven tijdstip houder van dat stuk zijn mag, een zekere verbintenis te vervullen.