Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Latijn

betekenis & definitie

I. o.,

1. de Latijnse taal, de taal der Romeinen: het Latijn bleef tot in de 18de eeuw de taal der wetenschap; — (zegsw.) dat is Latijn voor me, daar begrijp ik niets van; — (Zuidn.) ergens zijn Latijn in steken, er zijn hoofd mee breken.
2. onverstaanbare taal; kinderbrabbeltaal.
3. snoevende taal, grootspraak van jagers, vissers, reizigers enz.

II. zn. m., meestal mv.,

1. bewoner van Latium.
2. in tegenst. tot Byzantijn: Westerling.