Latijn
I. o., 1. de Latijnse taal, de taal der Romeinen: het Latijn bleef tot in de 18de eeuw de taal der wetenschap; — (zegsw.) dat is Latijn voor me, daar begrijp ik niets van; — (Zuidn.) ergens zijn Latijn in steken, er zijn hoofd mee breken. 2. onverstaanbare taal; kinderbrabbeltaal. 3. snoevende taal, grootspraak van...