Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Knal

betekenis & definitie

I. m. (-len), krachtig, plotseling ontstaand, enkelvoudig geluid dat gehoord wordt bij een ontploffing of b.v. bij het plotseling vrij worden van saamgeperste lucht of gas: de knal van een geweer, van een champagnekurk ;

II. praedicaatsw. en tw., geweldig, prachtig,reuze (in jonge-meisjestaal): knal, zeg! ; ook in samenst.: knalfuif, geweldige fuif, e.d.

< >