Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Klimaat

betekenis & definitie

o. (...maten), gemiddelde of samengevatte natuurlijke gesteldheid van de lucht en het weer in een landstreek, in het bijzonder de warmtegraad, naar de gewone toestand en de meest voorkomende veranderingen van de dampkring beschouwd: het klimaat van Noord-Europa; een zacht, een guur, een gematigd, een heet, een gezond klimaat; zij kan aan dit vochtige klimaat maar niet wennen.