m. (-en),
1. het luchtomhulsel dat de aardbol omgeeft, atmosfeer ; — oneig. luchtsgesteldheid : onweer zuivert de dampkring; — bij uitbr. : gasomhulsel van andere hemellichamen ;
2. (fig.) de maatschappelijke of staatkundige gesteldheid van het ogenblik; geest die in een omgeving heerst: opgevoed in de dampkring van het keizerlijk hof (Potgieter).