Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Inkomen

betekenis & definitie

o. (-s),

1. de gehele som die iem. in geld of geldswaarde geniet als opbrengst van vermogen, onderneming of arbeid: hij heeft een inkomen van 2000 gulden ; inkomens beneden 500 gulden zijn van deze belasting vrijgesteld; een vast, een groot inkomen; het belastbaar inkomen, het deel van het totale inkomen waarvan belasting geheven mag worden;
2. het maatschappelijk inkomen, de in een bep. tijd voortgebrachte goederen, na aftrek van wat ter instandhouding van het maatschappelijk kapitaal moet worden gereserveerd; 3. (Zuidn.) in-, toegang (met betr. tot het uiterlijk).

< >