Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Inboorling

betekenis & definitie

m. en v. (-en),

1. iem. die geboren is in het land of in de stad die in een bep. met van genoemd wordt of uit het verband is op te maken;
2. iemand van de inlandse bevolking van een land, waar zich vreemdelingen, kolonisten willen vestigen of hebben gevestigd, inlander: de inboorlingen van Afrika.