Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Bevolking

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het bevolken;
2. gezamenlijke bewoners van een oord, streek of land: de inheemse bevolking ; in ’t bijz. die bewoners beschouwd naar aard en maatschappelijke gesteldheid: een vredelievende, landbouwende bevolking; de bevolking houdt zich bezig met veeteelt; — ook: het aantal bewoners: de bevolking van Nederland bedraagt nu reeds 9 milioen;

volstrekte of absolute bevolking, het totaal aantal inwoners; relatieve bevolking, aantal per vierk. km; — dichtheid van bevolking, betrekkelijke bevolking; — de bevolking van een school, liet aantal leerlingen ; van een bijenkorf, het aantal dieren.