Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Imperator

betekenis & definitie

(Lat.), m. (-es, -en, -s), (Rom. gesch.) oorspr. hij die het imperium, opperbevel had; inz. als titel aan zegevierende veldheren gegeven wanneer zij hun zegepralende intocht in Rome deden; sedert Caesar werd de titel permanent gevoerd en kreeg zo de bet. van keizer.

< >