Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Groeperen

betekenis & definitie

(groepeerde, heeft gegroepeerd), (<Fr.),

1.schild.) figuren tot een groep bijeenschikken: wanneer de schilder groepeert, draagt hij zorg dat het motief van zijn stuk zo goed. mogelijk uitkomt;
2. (in ’t alg.) in groepen verenigen, afdelen; — de cijfers groeperen, getallen, sommen (b.v. in begrotingen, in statistieken) zodanig schikken dat zij in het gunstigste licht komen;
3. zich groeperen, zich om iemand of iets heenplaatsen : de toehoorders groepeerden zich om de verteller; — zich tot een groep, een vereniging van gelijkgezinden aaneensluiten : de ontevreden arbeiders begonnen zich te groeperen en verenigen.