Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Schild

betekenis & definitie

o. (-en),

1. verdedigingswapen, in beginsel een platte of enigszins gebogen schijf van verschillende grootte en gedaante, nu eens uit hout met leer of metaal bedekt, dan weer geheel uit metaal bestaande en tot bescherming in de strijd aan de linkerarm gedragen : met speer en schild gewapend ; — iem. op het schild verheffen, oud (Germaans) gebruik om iem. als aanvoerder of vorst te erkennen ; — iem. te schild en te speer vervolgen, hem een dodelijke haat toedragen ; — (thans) stalen plaat aan een affuit, waarachter de manschappen zich dekken; — plaat met beweegbare steun, die infanteristen voor zich neerzetten ;
2. (fig.) wat ons zekere bescherming geeft, beschutting : mijn schild ende betrouwen zijt gij, o God mijn Heer ;
3. vlak of bord dat een schild als onder 1. voorstelt, wapen, wapenbord : een adelaar in zijn schild voeren ; —(fig.) ik weet niet, wat hij in zijn schild voert, welke geheime oogmerken hij heeft;
4. bord met een opschrift, als versiering enz.; — schild van een scheurkalender, stuk (bedrukt) karton waarop het blok is vastgehecht;
5. (veroud.) uithangbord ;
6. harde, hoornachtige plaat die (een deel van) het lichaam van sommige dieren bekleedt, dekschild ;
7. (jag.) de bruine vlek op de borst van een patrijshaan ; — kleine, hoekige tekening op de vleugels van insecten ;
8. (bouwk.) muur of wand die een boog of gewelf volgens een plat vlak afsluit; — elk der twee platte vlakken van een boogvormig formeel; — driehoekig dakvlak ; ook van andere dakvlakken gezegd ; —(gew.) afdak ;
9. (Zuidn.) wijzerplaat;
10. het platte deel van een schaar, waardoor de klinkbout of schroef gaat;
11. (zeew.) ezelshoofd van de boegspriet; —balk met I-profiel die dwars over een luikopening ligt en de luiken draagt, scheerbalk.