Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Grasbuik

betekenis & definitie

m. (-en),

1. (van een paard) buik die aan beide zijden sterk uitsteekt ten gevolge van het eten van meer gras of hooi dan korenvoedsel, hooibuik ;
2. haas die, in de weiden huizende, zich met gras voedt en welks vlees minder geacht wordt dan dat der duin- en heihazen.

< >