1. bij voeg. gebruikt hoofdtelw. : het tweetal, de een en de ander: beide personen ken ik; aan beide zijden; beide partijen verlangen naar de vrede;
2. (zelfst. gebruikt) beide (voor zaken) en beiden (voor personen) : een mooi span paarden, beide zijn van dezelfde ouders ; zijn ouders gaan beiden op reis ; wij met ons beiden-, zij beiden ; ons beider vriend, vrienden.