Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie R
- Randbelegsel
- Randbloem
- Randboom
- Randdeel
- Randdeelstreep
- Rande
- Randen
- Randen (met een rand omgeven)
- Randerigheid
- Randgaar
- Randgebergte
- Randgebied
- Randgemeente
- Randglosse
- Randharig
- Randhoek
- Randijzer
- Randing
- Randinzinking
- Randjau
- Randjauversperring
- Randje
- Randjesbloem
- Randjeskaas
- Randjesziekte
- Randkaas
- Randlettering
- Randlijst
- Randmaas
- Randnervig
- Randnulpunt
- Randpion
- Randplaat
- Randschaaf
- Randschaduw
- Randschool
- Randschrift
- Randspanning
- Randstaaf
- Randstaat
- Randsteen
- Randstempeling
- Randstop
- Randstoring
- Randstraal
- Randstreep
- Randswijze
- Randtrog
- Randvaren
- Randveld
- Randversiering
- Randwal
- Randwerk
- Randwerktuig
- Randzaag
- Randzee
- Rang
- Rang (geluid)
- Rangcijfer
- Rangeer’deel
- Rangeer’emplacement
- Rangeer’heuvel
- Rangeer’kosten
- Rangeer’lijn
- Rangeer’locomotief
- Rangeer’loon
- Rangeer’machine
- Rangeer’meester
- Rangeer’spoor
- Rangeer’station
- Rangeer’terrein
- Rangeer’trein
- Rangeer’wissel
- Rangeerbeweging
- Rangeerder
- Rangeerdienst
- Rangeren
- Rangexamen
- Ranggetal
- Ranglijst
- Rangnummer
- Rangorde
- Rangregeling
- Rangschikken
- Rangschikkend
- Rangschikker
- Rangschikking
- Rangstrijd
- Rangtaal
- Rangteken
- Rangtelwoord
- Rangverhouding
- Rangverschil
- Ranja
- Rank
- Rank (list, streek)
- Rank (tenger, schraal)
- Ranken
- Rankenafstroper
- Rankenornament