Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie N
- Naaiklosje
- Naaikrans
- Naaikransje
- Naaikussen
- Naailap
- Naailes
- Naailoon
- Naaimachine
- Naaimand
- Naaimandje
- Naaimeisje
- Naaimug
- Naainaald
- Naaiolie
- Naaiplank
- Naairem
- Naairing
- Naaischool
- Naaischroef
- Naaisel
- Naaispan
- Naaister
- Naaisterigge
- Naaisterswerk
- Naaistertje
- Naaistiel
- Naaitafel
- Naaitafeltje
- Naaivrouw
- Naaiwerk
- Naaiwinkel
- Naaizak
- Naaizijde
- Naakt
- Naaktbloeier
- Naaktcultuur
- Naaktfiguur
- Naaktheid
- Naaktklasse
- Naaktloper
- Naaktschilderij
- Naaktstudie
- Naaktvaren
- Naaktzadigen
- Naald
- Naaldaar
- Naaldboom
- Naaldbos
- Naaldekop
- Naaldenboekje
- Naaldendek
- Naaldendoos
- Naaldenfabriek
- Naaldenfabrikant
- Naaldengeld
- Naaldenkervel
- Naaldenkoker
- Naaldenkussen
- Naaldenkussentje
- Naaldenlap
- Naaldenwerk
- Naaldenwerken
- Naaldeprik
- Naalderts
- Naaldesteek
- Naaldgeruis
- Naaldgeweer
- Naaldhei
- Naaldhouder
- Naaldhout
- Naaldje
- Naaldkant
- Naaldkunst
- Naaldlijn
- Naaldoog
- Naaldparaplu
- Naaldproef
- Naaldscherp
- Naaldsteen
- Naaldstuk
- Naaldstuw
- Naaldvakken
- Naaldvaren
- Naaldvijl
- Naaldvis
- Naaldvoerder
- Naaldvormig
- Naaldwerk
- Naam
- Naaman
- Naamboek
- Naambord
- Naambordje
- Naambriefje
- Naamchristen
- Naamcijfer
- Naamcognossement
- Naamdag
- Naamdicht
- Naamfeest