Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Draf

betekenis & definitie

I. DRAF

m., gang van een paard waarbij eerst linkervoorpoot en rechterachterpoot, daarna beide andere gelijktijdig worden verplaatst: in de draf zetten of brengen; in draf; gestrekte, snelle, matige, losse, korte draf; — oneig. in toepassing op de snelle gang van personen; het op een draf (of drafje) zetten, hard gaan lopen ; — fig. (soldatent.) gejaagdheid uit vrees voor straf.

II. DRAF

m., afvalproduct van granen of zaden waaruit bier gebrouwen, alcohol gestookt of olie geperst is, bostel; (landb.) spoeling; (fig.) iets onreins; — (Zuidn.) slechte spijs: moet ik die draf eten? — (Zuidn.) koffiedik; — (gew.) hij zit in de draf, in de verlegenheid, in de knoei.