Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Dozijn

betekenis & definitie

o. (-en), twaalftal: bij het dozijn verkopen; een half dozijn, (ongeveer) zes; — een dozijntje, ongeveer twaalf; — (spr.) zo gaan er twaalf (of dertien) in het dozijn, dat zijn dingen, personen van weinig waarde, betekenis; — zo gaan er geen twaalf in een dozijn, het is iets buitengewoons; — een boerendozijn, dertien.