Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Dorp

betekenis & definitie

o. (-en), 1. bebouwde kom ener gemeente op het platteland (kleiner dan een stad en groter dan een gehucht); bij uitbr.: gemeente op het platteland (dorp is geen officiële naam) ; — in hist. zin iedere plaats zonder grachten, muren en poorten; — (spr.) het kan beter van een stad dan van een dorp, de vermogende kan lichter iets opofferen, betalen dan wie niet zoveel heeft; —het afgebrande dorp, scherts, aanduiding van een onaanzienlijke afgelegen plaats ; ook ben. voor een slecht, verrot gebit; — het rode dorp, de gevangenis;

2. de gezamenlijke bewoners van een dorp : het hele dorp weet het.