(deinde, heeft gedeind),
1. zich in onregelmatige golving zonder schuimkoppen op en neer bewegen van de waterspiegel): de zee deinde sterk, er was zeker een storm te wachten ; — ook van vaartuigen op het water;
2. zacht golvend op en neer gaan, wiegen, wiegelen: haar deinende gang bekoorde hem.