Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Causa

betekenis & definitie

(Lat.), zaak, grond, oorzaak; eau'sa latet', vis est' notis'sima, de oorzaak is verborgen, de werking is zeer duidelijk (Ovid., Met. 4, 287); — cau'sa effi'dens, bewerkende, mechanisch werkende—, ook rechtstreekse oorzaak ; cau'sa fina'lis, op een doel gerichte oorzaak, oorzaak met betr. tot een beoogd resultaat; — cau'sa perpe'tu-a, (rechtst.) blijvend gevolg of nut; — cau'sa peten'di, (rechtst.) grondslag van de eis ; — cau'sa petitio'nis, (rechtst.), oorsprong der vordering; — cau'sa pro'xima, onmiddellijke oorzaak; — cau'sa remo'ta, verwijderde oorzaak.