v. (...zaken),
1. datgene wat noodwendig een zeker gevolg met zich brengt (voor zover iets anders dit niet belet), met betr. tot dat gevolg : het groot worden is de oorzaak van vele smarten ; wat de naaste oorzaak harer kwaal is, is voor mij onbekend; oorzaak en gevolg; —ter oorzake van..., uit hoofde van; — (spr.) gelijke oorzaken (hebben) gelijke gevolgen; kleine oorzaken hebben soms grote gevolgen;
2. oorsprong: God is de oorzaak van alle dingen.