v. (-en),
1. het branden;
2. het woelen en schuimen der golven door breken of door de botsing der aanrollende en teruggekaatste golven bij kusten en ondiepe plaatsen: de branding staat op de kust, rolt aan, slecht (gaat liggen); branding aan lij! uitroep ter waarschuwing dadelijk over stag te gaan, ter ontkoming van gevaar; in de branding geraken, in grote ongelegenheid.