bezitten
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Van Dale Uitgevers (1950)
(bezat, heeft bezeten), 1. (w. g.) zitten op : die stoel is pas bezeten; 2. in bezit (in het dagel. leven : in eigendom) hebben : een groot vermogen bezitten; een rijke bibliotheek bezitten; hij bezit geen cent, is doodarm ; — in de ruimste zin: hebben: vele deugden, een gezond verstand bezitten; vrienden bezitten; &mdas...
Wiktionary (2019)
bezitten - Werkwoord 1. (ov) iets in eigendom hebben ♢ Hij bezat een groot landgoed in Frankrijk. 2. vnl. lijdende vorm + van geestelijk geobsedeerd worden ♢ Hij was bezeten van snelle auto's en mooie vrouwen. Woordherkomst Afgeleid...
Muiswerk Educatief (2017)
bezitten - onregelmatig werkwoord uitspraak: be-zit-ten 1. dat het van iemand is ♢ wij bezitten een groot huis Onregelmatig werkwoord: be-zit-ten ik bezit jij/u bezit ...
M. J. Koenen's (1937)
bezat, h. bezeten (eig. zitten op; fig. in bezit hebben): de bezittende klassen; zijn ziel in lijdzaamheid bezitten, geduldig zijn.
Jozef Verschueren (1930)
(bə'zittən) (bezat, heeft bezeten) 1. zitten op : die stoel is pas bezeten. 2. als het zijne hebben of genieten : een groot vertrouwen, veel roem –. →: god, Gygesring, ziel. Syn. hebben. 3. z i c h –, macht over zichzelf, zijn bewegingen hebben. Syn. →: bedwingen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(bezat, heeft bezeten), in bezit (in het dagelijkse leven: in eigendom) hebben: een groot vermogen bezitten; hij bezit geen cent, is doodarm; (in de ruimste zin) hebben: vele deugden, een gezond verstand bezitten; vrienden bezitten.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: