Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Averechts

betekenis & definitie

T. bw. van wijze,

1. achterstevoren of ondersteboven, in omgekeerde richting: averechts op een stoel zitten; een boek averechts lezen, van achter naar voren; rechts en averechts breien, met de draad resp. achter en voor de steken (in deze bet. ook averecht);
2. onoordeelkundig, onverstandig, geheel verkeerd: averechts oordelen, zijn plicht averechts volbrengen; in

volkst. versterkt tot averechts verkeerd;

3. anders dan men gehoopt had: ’t valt averechts uit;
4. anders dan in de bedoeling lag (verkeerd of ongunstig): mijn stilzwijgen werd averechts opgenomen, werd verkeerd uitgelegd of werd mij ten kwade geduid.