Wat is de betekenis van averechts?

averechts - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: a-ve-rechts 1. precies de andere kant op ♢ ik wilde vrede sluiten, maar het pakte averechts uit Bijvoeglijk naamwoord: a-ve-rechts de/het averechtse ... Synonie...

verkeerd

...

T. bw. van wijze, 1. achterstevoren of ondersteboven, in omgekeerde richting: averechts op een stoel zitten; een boek averechts lezen, van achter naar voren; rechts en averechts breien, met de draad resp. achter en voor de steken (in deze bet. ook averecht); 2. onoordeelkundig, onverstandig, geheel verkeerd: averechts...

I. bn. (1 omgekeerd; 2 onjuist, verkeerd): 1. de averechtse kant van een stof, keerzij de; 2. averechtse opvattingen, een averechtse voorstelling van zaken; II. bw. (1 in omgekeerde richting; 2 onverstandig, verkeerd; 3 anders dan men gehoopt of bedoeld had): 1. averechts te paard zitten; 2. hij doet alles averechts; 3. het komt averechts uit, ve...

('a:vәrechts) bn. en bw. [Mned. ave, af + recht] 1. Eig. omgekeerd, in omgekeerde richting : de -e zijde; te paard zitten. 2. Metf. verkeerd, maar sterker : -e begrippen; alles doen; verkeerd, pleonasme.

ave- beteekent af. Het woord bet. dus: van den rechten of goeden kant afgewend.

I. bw. van wijze, 1. achterstevoren, ondersteboven of binnenste buiten; in omgekeerde richting: Averechts op een stoel zitten; een boek Averechts lezen, van achter naar voren; zijn kousen Averechts aantrekken; 2. rechts en Averechts breien, met de draad resp. achter en voor de steken (in deze betekenis ook averecht); één rechts, &eacu...

averechts - verkeerd.