(deelde af, heeft afgedeeld),
1. in delen scheiden die toch in onderling verband blijven bestaan: een school in klassen, een maat in centimeters afdelen; —
2.(gew.) de erfgenamen een gedeelte der erfenis (waarop ze meestal nog geen recht hebben) geven : die weduwe heeft de kinders de halve boedel afgedeeld; — ook: een erfenis delen.