Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Aanschouwen

betekenis & definitie

(aanschouwde, heeft aanschouwd), zien, met de ogen waarnemen (in verheven stijl); — het levenslicht aanschouwen, geboren worden; — het daglicht zal hij wel niet meer aanschouwen, van nacht zal hij wel sterven; — ten aanschouwen van (niet aanschouwe, vgl. ten aanzien, ten overstaan), in tegenwoordigheid van; — (bijb.) het zien met eigen ogen, in tegenstelling tot het enkele geloof: wij vaandelen door geloof en niet door aanschouwen (2 Cor. 5:7);

2. met bewondering, verwondering aanzien (de natuur, de hemel); met belangstelling gadeslaan;
3. (fig.) opmerken, overwegen, acht geven op ; met oordeel waarnemen ;
4. (godsd.) de volmaaktheid van God of van goddelijke zaken in geestvervoering of in de staat der zaligheid zien : nog éne poorte diet Geloven van het volle Aanschouwen scheidt (Ten Kate).