Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Toldy

betekenis & definitie

Toldy - 1) Ferenc, 1806-75, Hong. litteratuur-historicus, Duitscher van afkomst, eigenlijk Schedel geheeten. Na voltooiïng zijner medische studies wijdde hij zich, door aanmoediging van litteraire vrienden en begunstigers (Kazinczy en de Aurora-kring), aan letterkundigen arbeid. Toen zijn eerste bellettristische poging geen succes had, wendde hij zich tot de aesthetica en kunstkritiek: zijn vele kritische en kunsthistorische geschriften munten uit door nauwgezetheid en keurigheid van stijl. Door zijn voortreffelijk in het Duitsch geschreven Handbuch der ungarischen Poesie heeft hij voor het eerst de aandacht van het buitenland op het geestelijk leven van Hongarije gevestigd.

Langen tijd hield hij zich voornamelijk met kunstkritiek bezig en met kritische uitgaven van oude Hong. schrijvers. Deze voorliefde voerde hem tot wat hij later als zijn hoofdlevensdoel beschouwde, namelijk het schrijven van de Geschiedenis der Hong. Letterkunde (A magyar nemzeti irodalom története). T. heeft vele waardigheden bekleed; o. a. was hij oprichter en voorzitter van het Kisfaludy-Genootschap, van 1835-61 secretaris der Hong. Acad. v. Wetensch. en hoogleeraar in de Hong. letteren te Budapest.

2) István, 1844-79, zoon van Toldy Ferenc. Hong. tooneelschrijver en publicist, wiens blijspelen, zooals A jó hazafiak (de brave patriotten) en Uj emberek (nieuwe menschen), uitmunten door groote levendigheid en geestige dialogen.

< >