Toledo - 1) prov. van Spanje; 15.260 K.M.2, 442.000 inw., omvat een deel van de Nieuw-Castiliaansche hoogvlakte en de Montes de Toledo. — 2) hoofdstad van het vorige; 22.000 inw.; aan de Taag. De stad ligt op een steil zich boven de rivier verheffende rots. Zij was de hoofdstad, zoowel van het W.-Gotische, als later van het Moorsche Rijk en ook vaak residentie der Castiliaansche koningen. Nu is het een vervallen, door te ruime muren omgeven provinciestad, een wirwar van nauwe, kromme straten en stegen; maar met talrijke overblijfsels uit haar grootsch verleden.
Uit den Romeinschen tijd dateert een amphitheater, uit den Moorschen een kasteel, enkele in kerken veranderde moskeeën. Het oude alcazar is vervangen door een nieuwer nooit voltooid paleis. Uit de Christelijke Middeleeuwen dateeren de prachtige Gotische kathedraal, een der indrukwekkendste der wereld, waarin onnoemlijke kunst- en andere schatten bewaard worden; verder de San Juan de los Reyes. Als zetel van den aartsbisschop-primaat van Spanje is T. nog altijd het geestelijk middelpunt van het Rijk. Er is een groote staatsfabriek van stalen klingen.
3) binnenhaven in Ohio, Ver. St.; ligt aan de monding van de Maumee River, in den Z.W.-hoek van het Erie-meer. De Maumeemond werd uitgediept tot bijna 7 M. diepte, waardoor groote schepen van de meren T. aandoen en de stad een belangrijke haven- en handelsstad kon worden; van de meeste beteekenis is de handel in graan, daarnaast steenkool, ijzererts en hout. Ook industrieel wist T. zich te ontwikkelen. Naast meelfabrieken en bierbrouwerijen, groote petroleumraffinaderij en machinefabrieken. In 1840 had T. slechts 1200 inw.; in 1880: 50.000; in 1900: 132.000; in 1920: 243.000.