Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Openbare weg

betekenis & definitie

Openbare weg, - weg, welke door den eigenaar {particulier of overheid) tot algemeen gebruik is bestemd. Heeft hij deze bestemming eenmaal gekregen, dan kan volgens den Hoogen Raad {17 Mrt. 1913, W. 9478) alleen het openbaar gezag, aan hetwelk de zorg en het toezicht op de wegen is opgedragen, de openbaarheid van den weg, geheel of gedeeltelijk, weder opheffen. — Bij arrest van 28 Nov. 1913, W. 9574 onderscheidt de H. R. tusschen het zakelijk recht van openb. weg en de gelegenheid, die het publiek heeft om als openb. weg te gebruiken een stuk grond, dat door den eigenaar tot openb. weg is bestemd, welke bestemming geen rechtsband tusschen den eigenaar en het publiek doet ontstaan. — Of een zakelijk recht van o. w. ook thans nog kan ontstaan, is onzeker. — De wegen behooren te onzent (zooals de Grw. van 1848 in art. 190 uitdrukkelijk zeide) tot den waterstaat. Zij staan dus, onverschillig wie ze bekostigt, onder oppertoezicht van den Koning (art. 189 Grw.) en onder toezicht van Prov. Staten (art. 190 Grw., art. 136 Prov. wet).

Op grond van laatstgen. art. en van art. 10 Prov. wet, dat aan Prov. Staten de bevoegdheid geeft, behoudens goedkeuring des Konings, de reglementen en verordeningen vast te stellen, welke zij voor het prov. belang noodig oordeelen, zijn in alle provinciën wegenreglementen vastgesteld, welke gelden voor alle wegen behalve, in verband met art. 141 Prov. wet, voor die welke in beheer zijn bij het Rijk. Voor het gebruik van deze laatste is, overeenkomstig de wet van 28 Febr. 1891, Stb. 69, tot vaststelling van bepalingen betreffende ’s rijkswaterstaatswerken, laatstelijk bij K. B. van 20 Mrt. 1914, Stb. 155, een reglement vastgesteld (Rijkswegenreglement). — De prov. wegenreglementen schrijven alle onder meer voor het aanhouden van leggers van alle openb. wegen, welke leggers, behalve tal van andere gegevens (breedte, aanwezige duikers, tollen, enz.), ook aangeven wie onderhoudsplichtig is. Veelal neemt men aan, dat de inhoud van den legger voor den onderhoudsplicht beslissend is. Omtrent de openbaarheid der wegen oordeelt de rechterlijke macht echter, dat plaatsing op den legger niets bewijst, ten hoogste een aan het oordeel des rechters overgelaten vermoeden oplevert. — Aanleg en verbetering van prov. wegen behoort tot den werkkring van Prov. Staten (art. 134 Prov. wet), van gemeentewegen tot dien van de gemeenteraden (art. 141 Gem.wet). — Volgens art. 179h Gem.wet behoort de zorg voor de instandhouding, bruikbaarheid, vrijheid en veiligheid der openb. wegen in de gemeente, voor zoover die van hen afhangt, tot de taak van B. en W. De kosten moeten op de gemeentebegrooting worden gebracht (art. 2051 Gem.w.). Behoudens bestaande wettelijke verplichtingen van anderen en de mogelijkheid van het heffen eener straatbelasting, komen de kosten van onderhoud der aan de gemeenten behoorende openb. wegen te haren laste (art. 231 Gem.wet). — Art. 427 Sr. stelt verschillende feiten, welke openb. wegen betreffen strafbaar, o. a. het zonder verlof van het bevoegd gezag versperren van een openb. land- of waterweg of het belemmeren van het verkeer daarop.

Zie ook artt. 162 en 163 Sr. — Literattuur: Mr. C. J. H. Schepel, Wegenrecht in Nederland, Ac. Pr. Gron. 1895; Mr. J. W. C. Milders, Liggers van openb. wegen en voetpaden, Ac. Pr. Leiden 1888.