Litauen, - nieuwe, in de oude Russische Oostzeeprovincies ontstane staat, waarvan de grenzen nog niet vast staan. Het is ingesloten door Letland, Sovjet-Rusland, Polen en Oost-Pruisen. Een groot gedeelte van het land bestaat uit het met Skandinavisch-diluviale morenen bedekte Baltische merenplateau; het W., Samogitië, uit een Jura-plateau eveneens voor een groot deel met diluvium bedekt. Beide plateaux zijn door een laagland gescheiden.
Een groot gedeelte van het land bestaat uit wouden, meren, veenmoerassen en heide. De tot het Slavische ras behoorende Litauers zijn meest RoomschKatholiek. Hoofdmiddelen van bestaan zijn landbouw (koren, aardappelen, ooft, suikerbieten, vlas, hennep) en veeteelt (kleine paarden, eieren, was en honig). De hoofdstad, Wilna, waar het Poolsch de overheerschende taal is, is thans (Dec. 1920) door den Poolschen generaal Zeligowski bezet en de regeering is naar Kowno verplaatst. Een volksstemming moet over het lot van Wilna beslissen.
Geschiedenis. De bevolking van L., verwant aan de Slaven, stond in de 13e eeuw nog op lagen trap van beschaving en had veel strijd te voeren met Russen, Polen en ridders van de Duitsche Orde. Als stichter van den Litauschen staat moet beschouwd worden Mendour (1240—1263), die Roomsch-Kath. werd en van paus Innocentius IV den titel van koning kreeg. Opgang maakte 't Christendom echter niet. Koning Gedimin (1315—1341), de veroveraar van Kiew, stierf als heiden in den strijd tegen de Duitsche Orde. Eerst zijn kleinzoon Jagello (1386—1444), die huwde met Hedwig van Polen, ging over tot ’t Christendom en bewerkte de bekeering der Litauers. De Litauers waren echter niet gediend van de heerschappij der Polen en maakten zich onder Jagello’s neef Witold weer onafhankelijk (1392).
Deze veroverde een groot deel van Rusland, maar moest zijn plan om de Mongolen te verdrijven opgeven na zijn nederlaag bij Worskla (1399). Van den opstand der Hussieten wilde hij gebruik maken om zijn gezag ook in Bohemen te vestigen. Terwijl er voorbereidingen werden getroffen door Sigismund, keizer van ’t Duitsche Rijk, om Witold te winnen, door dezen tot koning te verheffen, stierf deze (1429). Met zijn dood komt L. weer onder ’t oppergezag van Polen, tot de Jagellone Kasimir, in 1440 als groothertog gekozen, L. weer een zekere zelfstandigheid geeft. Als deze echter koning van Polen wordt (1445) is ’t met de zelfstandigheid van L. voor goed gedaan. In 1569 bij de Unie van Lublin wordt de vereeniging van L. met Polen definitief tot stand gebracht (zie WERELDOORLOG), en volgt L. de lotgevallen van Polen (zie POLEN).