Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Vlas

betekenis & definitie

Vlas - is een zeer oud cultuurgewas, hetwelk reeds verbouwd werd door de bewoners der Zwitsersche paalwoningen, de Egyptenaren, enz. — Hoewel van het v. verschillende rassen en vormen bestaan (overblijvend en eenjarig, winter- en zomervlas, met openspringende en gesloten zaaddoozen), bedoelt men met v. bijna altijd zomervlas met gesloten zaaddoozen, dat bij ons in een blauw- en een witbloeiende variëteit wordt verbouwd. De eerste geeft de beste vezels, de laatste het meeste zaad. In droge en warme klimaten (b.v. het steppengebied van Rusland, het prairiegebied van N.-Amerika) blijft de plant kort, hard en bros ; in zulke streken is zaadwinning (zie LIJNZAAD) het uitsluitende doel der teelt. In matig warme en vochtige streken, zooals in ons land, België, Ierland, de Oostzeelanden, enz.,is de vezelproductie echter de hoofdzaak.

Hoewel vlas op alle vruchtbare gronden groeien wil, wordt de beste kwaliteit in ons land verkregen op de lichte zeekleigronden. Vroeger werd v. op bijna alle boerderijen in de zandstreken op kleine perceelen voor eigen gebruik verbouwd. Deze teelt is geheel verdwenen. Tegenwoordig wordt v. alleen in ’t groot voor den handel geteeld. Centra van de teelt zijn Zeeland, Groningen en Friesland ; het Landb.verslag van 1914 vermeldt 7723 H.A. voor geheel Nederland. V. eischt een vruchtbaren, zeer zorgvuldig bewerkten bodem, vrij van onkruiden. Van een gelijkmatige ontwikkeling, zoodat alle stengels zooveel mogelijk dezelfde dikte krijgen, hangt veel af. Het witbloei v. is een inheemsche var., die in Friesland veel wordt verbouwd.

Het zaaizaad voor het blauwe vlas wordt periodiek uit de (Russische) Oostzeeprovincies geïmporteerd onder den naam van tonzaad. V. wordt bij ons in April gezaaid ; breedwerpig; 2—21/2 H.L. per H.A. De verpleging van het gewas bestaat in één of meermalen wieden. De oogsttijd valt in de 2de helft van Juli. Het gewas is dan nog groen; de blaadjes beginnen af te vallen, de zaaddoozen zijn geel. Bij het oogsten wordt de geheele plant bij handenvol uit den grond getrokken, tot schooven samengevoegd en gebonden. Voor het drogen op het veld wordt veelvuldig van klaverruiters (zie RUITER) gebruik gemaakt, waardoor de kwaliteit ook onder ongunstige weersomstandigheden beter blijft behouden.

Veel van het in ons land verbouwde vlas wordt na het verwijderen der zaaddoozen (zie REPELEN) naar België uitgevoerd; een ander deel wordt hier te lande verder verwerkt. Deze verdere bewerking bestaat in het roten, het braken en het zwingelen. Daarna kan het aan de spinnerijen worden afgeleverd. De opbrengst van v. in ons land is gemiddeld 4000 K.G. vlasstroo met 12 H.L. lijnzaad. Na de verwerking van het vlasstroo blijft ongeveer 20 % gezwingeld vlas over. — De vezels vormen de grondstof voor de bereiding van linnen, de afvalvezels voor touw ; de houtdeelen van de stengels dienen voor brandstof ; het zaad gaat naar de olieslagerijen voor de fabricatie van lijnolie en lijnkoeken, terwijl ten slotte de zaaddoozen als z.g. lijnzaadkaf nog een uitstekend veevoeder geven.

Vlasachtigen, plantenfamilie, z. LINACEEËN.