Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Augustinus

betekenis & definitie

Augustinus - 1) de apostel der Angelsaksers, werd als abt van het Benedictijner-klooster te Rome in 596 met 40 zijner monniken door paus Gregorius I naar Engeland gezonden en voerde daar in zeer korten tijd het Christendom in Roomschen geest in met onderdrukking van de oud-Britsche kerk. Dit groote succes had hij inzonderheid te danken aan den invloed van de gemalin van koning Ethelbert, die een Frankische prinses Bertha was. Hij werd in 598 benoemd als de eerste aartsbisschop van Canterbury en overl. in 605.

2) Aurelius, de beroemde kerkvader van het Westen, geb. 13 Nov. 354 te Tagaste in Numidië. Hij kreeg het eerste onderricht van zijne vrome Christelijke moeder, Monica, wier invloed door de leeringen van zijn heidensch-gezinden vader, Patricius, zeer werd verzwakt. Naar Madaura en Carthago ter studie gezonden, begon hij spoedig een zeer lichtzinnig leven te leiden, totdat door de lezing van Cicero’s Hortensius opnieuw een verlangen naar het hoogere in hem werd gewekt en zijne begeerte naar waarheid zijne aandacht bepaalde bij de studie der philosophie, die hem echter niet lang vermocht te bevredigen. Tegen het einde van 373 voegde hij zich bij de secte der Manicheërs, bij welke hij bijna tien jaren als auditor bleef. Toen hij ook in deze richting geen bevrediging vond, gaf hij voor een tijd geheel den moed op en zou tot volslagen scepticisme zijn vervallen, indien hij niet in de platonische en neo-platonische wijsbegeerte een tijdlang eene nieuwe opwekking gevonden had. In 383 ging hij naar Rome, in 384 naar Milaan, waar hij publieke lessen in de welsprekendheid gaf. Onder den invloed van den toenmaligen bisschop van Milaan, Ambrosius, had er omstreeks dezen tijd eene algeheele verandering in zijn wijze van denken en in zijn zedelijke levensopvatting plaats. Hij onderzocht vooral ijverig en biddend de H. Schriften, werd vooral getroffen door Rom. 13 : 13, 14, voelde van toen af in zich de kracht om met de zonde te breken en trok zich met zijne moeder en eenige vrienden op het landgoed van een dezer terug tot vrome oefeningen, ernstige gesprekken over de hoogste problemen des levens en wetenschappelijke studiën, daarmede zich voorbereidende tot den doop.

Met Paschen 387 werd hij tegelijk met zijn zoon Adeodatus, door Ambrosius gedoopt; hij verkocht zijne goederen, schonk de opbrengst aan de armen en keerde in 388 naar Afrika terug, waar hij zich enkele jaren te Tagaste met wetenschappelijken arbeid bezig hield. In 391, toevallig te Hippo Regius zijnde, werd hij tegen zijn wensch tot presbyter gewijd en in 395 den ouden bisschop van Hippo (nu Bona) tot medebisschop toegevoegd, dien hij in 396 opvolgde. Dit ambt bleef hij bekleeden tot hij 28 Aug. 430 overleed, gedurende de belegering van Hippo door de Vandalen. Op den 28 Aug. viert de R. Kath. Kerk zijn feestdag. Op de Christelijke kerk van het Westen heeft deze grootste der kerkvaders een machtigen invloed geoefend. Hij bepaalde de richting dier kerk voor vele eeuwen. Onder de heiligen der Roomsche Kerk opgenomen, is hij ook voor Luther en Calvijn een man van bijzondere beteekenis geweest; zoodat ook de kerken der Reformatie niet weinig aan hem te danken hebben.

Zijn scherpzinnigheid, diepte van gevoel, rustelooze energie, philosophische vorming, speculatieve aanleg, onwankelbaar geloof, innige vroomheid en vurige phantasie spiegelen zich af in zijne talrijke geschriften. — Zijn leven vóór zijn doop leeren wij kennen uit zijne beroemde, van diepen ernst en waren ootmoed getuigende Confessiones, ca. 400 door hem geschreven, die voor velen ten zegen zijn geweest. Ter aanvulling daarvan dienen de in zijn laatste levensjaren geschreven Retractiones, waarin hij een streng oordeel velt over zijne vroegere geschriften. Zijn leven is verder beschreven door zijn leerling Possidius. Dat leven is een leven van arbeid en strijd geweest. Aan elken strijd, die kerkelijke of theologische vraagstukken betrof, nam hij een werkzaam aandeel, weltoegerust en overwinnend. Hij bestreed de dwalingen van heidenschen godsdienst en philosophie, alsmede de ketterijen der Manicheërs, Arianen, Pelagianen en Donatisten.

Vooral in zijne bestrijding der Pelagianen heeft hij zijn theologisch standpunt krachtig en consequent uiteengezet. In zijne leer van zonde en genade belijdt hij de erfzonde, het natuurlijk onvermogen van den mensch tot zijne verlossing, de noodzakelijkheid der goddelijke genade, door welke het geloof wordt gewerkt, de absolute praedestinatie enz. De nawerking van wat Augustinus geleerd heeft, is in de verschillende kerken in meerdere of mindere mate nog merkbaar. — Als schrijver is Augustinus het sterkst als hij zich beweegt op het gebied der systematische theologie, in zijne dogmatische, ethische, apologetische en polemische werken; het zwakst daarentegen in zijne exegetische geschriften, daar hij geen Hebreeuwsch kende en zich ook bij het N.T. bijna uitsluitend beroept op de Latijnsche vertaling. Zijne werken hebben het licht gezien in verschillende uitgaven, vooral in de bekende Mauriner uitgave, terwijl de nieuwste in de Weener uitgave van het „Corpus scriptorum ecclesiasticorum latinorum” verschijnt. Onder de voornaamste werken van Augustinus moeten behalve de reeds genoemde Confessiones en Retractiones o.a. nog worden vermeld De civitate Dei, van apologetischen aard, De Trinitate en De doctrina christiana, beide van dogmatischen inhoud, De bono conjugali, een ascetisch geschrift, en zijne 14 strijdschriften tegen de Pelagianen en Semi-Pelagianen. Van zijne preeken (Sermones) gelden bijna 400 voor authentiek, terwijl zijn nog voorhandene correspondentie 270 brieven omvat.

< >