Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Abt

betekenis & definitie

Abt van het Aram. Abba, vader, is in sommige kloosterorden de benaming voor den overste van een klooster, bijv. bij Benedictijnen, Cisterciënsers, Trappisten enz. (Bij Dominicanen en Carmelieten noemt men den kloosteroverste: Prior, eerste. Bij Franciscanen Gardiaan, bewaarder. Bij Jesuieten Rector, bestuurder).

Sommige abten oefenen niet alleen geestelijk gezag uit over hun kloosterlingen, maar ook over leeken, welke op het grondgebied van het klooster wonen. Zij heeten dan Abbates nullius (vul aan: dioecesis), d. w. z. abten, die onder geen enkel diocees of bisdom ressorteeren, maar als ’t ware zelf bisschop zijn over hun gebied. Men onderscheidt aartsuniverseele, provinciale, generale, particuliere, plaatselijke, gemijterde en ongemijterde abten. Abbas abbatum: Abt der Abten, titel van den abt van Monte Cassino, het moederklooster der Benedictijnen.

Bij vrouwelijke kloosterorden spreekt men van een Abdis, welke elders ook Priorin, Eerwaarde Moeder of Révérende Mère enz. genoemd wordt. Over het verschil tusschen Abt en Abbé zie ABBÉ.