Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Christendom

betekenis & definitie

Christendom - A. Volgens de Protestantsche opvatting, de godsdienst, waarbij de betrekking tusschen God en mensch wordt tot stand gebracht door Christus. Het c. is een historische godsdienst, in zooverre het een geschiedenis van eeuwen heeft doorloopen en bepaaldelijk verbonden is aan den persoon van Christus. Het draagt een „universeel” karakter, als niet de godsdienst van een bepaald volk of ras, maar als zich richtend tot algemeen menschelijke behoeften en als zoodanig een wereldgodsdienst. Het is bepaaldelijk een verlossingsgodsdienst, omdat het den zondigen en daardoor ongelukkigen toestand van den mensch onderstelt, die moet worden verlost, niet van het bestaan als zoodanig, ook niet in de eerste plaats van zekere uitwendige bestaansomstandigheden (ziekte, zorg, armoede, dood), maar van de inwendige bestaanswijze, die gegeven is in de aanwezigheid van zonde d.i. van afwijking van den mensch van God, door ongehoorzaamheid, ongeloof, eigenwilligheid.

De beteekenis van Christus is allereerst deze, dat hij de harmonie tusschen God en mensch door het offer zijner volmaakte gehoorzaamheid herstelt. Hiermede wordt geacht in beginsel alles hersteld te zijn. Het C. is in zooverre een ethische godsdienst, omdat het aan zedelijke voorwaarden gebonden is: vergeving, gehoorzaamheid en in de eerste plaats in geestelijke goederen bestaat. In zooverre het C. zulk een universeel karakter draagt, geldt het den geheelen mensch, in de eerste plaats, wat de H. S. zijn hart noemt, het diepste in hem, waaruit bewustzijn, handeling, stemming voorkomen. Maar dan kan beurtelings, naar gelang van karakter, in verschillende menschen, kerken, perioden, de nadruk op een of ander element worden gelegd: hetzij op het intellectueele (bewustzijn), of ethische (handeling) of mystieke (stemming) van het C. De geschiedenis van dit C. bewijst dit voor en na Het is daarom moeilijk het wezen van het C. te beschrijven. Adolf von Harnack in zijn „Wesen des Christentums” heeft dit „wezen” gezocht in „Het Evangelie” van Jezus d.i. voor hem het Ev.,dat Jezus brengt, waartoe J. zelf dus niet behoort als voorwerp van geloof, en dat bestaat in drie kringen van ideeën: het Koningrijk Gods en zijne komst; God de Vader, de oneindige waarde der menschelijke ziel, de hoogere gerechtigheid en het gebod der liefde. Onlangs heeft Ernst Tröltsch elke formuleering van dit „wezen” afgekeurd,omdat het er voor hem vloeiend is, als historisch en psychologisch duizendvoudig verschillend. Hij voor zich beschrijft het chr.-religieus geloof als het geloof aan de weder- en hooger-geboorte der in de wereld van God vervreemde schepselen door de kennis van God in Christus en daarmede hun vereeniging met God en onder elkander tot het Godsrijk.

Het C. is kenbaar uit zijne geloofsbelijdenis, zijne zedeleer, zijne wijze van Godsvereering en zijne organisatie. Een en ander is zeer verschillend in de verschillende kerken en kringen. Daarbij komt de moeilijkheid waar de grens ligt tusschen het C. en de niet-christelijke wereld in verband met bijv. 1. de betrekking tusschen C. en kerk, die volgens de R. Kath. opvatting wèl, volgens de Prot. niet samenvallen; 2. de betrekking tusschen C. en andere godsdiensten, die voor orthodoxe christenen niet alleen gradueel, maar ook soortelijk verschillen als waar en onwaar, in elk geval als als zuiver en onzuiver, terwijl men in de kringen der vrije vroomheid geen soortelijk verschil aanneemt; 3. de betrekking tusschen C. en humaniteit, die soms worden vereenzelvigd als beide den mensch veredelend tot een menschwaardig bestaan, terwijl het gemeene C. allereerst vernieuwing predikt tot een' Godewaardig leven. In de verwarring van onzen tijd verdient het in elk opzicht aanbeveling het C. als godsdienst en dezen aan Christus verbonden te behandelen. A. von Harnack, Das Wesen des Christentums, 1915; E. Tröltsch, Dogmatik der religionsgeschichtl. Schule (Ges. Werke II); Is. van Dijk, Het wezen des Christendoms, 1907; Cairns, Christianity in the modern World, 1906.

B. Roomseh-katholieke opvatting. Het C. is (objectief) de godsdienst van de Christenen of het geheel van waarheden, voorschriften en gebruiken, die tot de ware en zaligmakende Gods-vereering door Jezus Christus als den Menschgeworden Zoon Gods geopenbaard en vastgesteld en door de stichting zijner zichtbare Kerk, aan de menschheid blijvend zijn aangeboden. Het C. is een historische godsdienst en heeft zijn oorsprong in de positieve stichting door den historisch bewezen persoon Christus Jezus van Nazareth. Hierdoor komt aan het C. een bovennatuurlijk ontstaan toe, daar zijn stichter zich bewezen heeft als den beloofden Messias en den waren zoon Gods; evenzoo getuigen zijn leer (eigenlijke geloofsgeheimen), geboden en inrichtingen gelijk ook zijn uitbreiding, voortbestaan en werkzaamheid de bovennatuurlijke goddelijke openbaring. De christelijke openbaring is niet slechts een ontwikkelingstrap, gelijk de Mozaïsche tegenover de oorspronkelijke openbaring, maar met betrekking tot het orgaan, den inhoud en de afsluitende beteekenis de hoogste en voltooide heilsopenbaring aan de menschheid; zoo is ook het C. de voor alle menschen en tijden bestemde, de eenig ware, absolute godsdienst. Als wezen van het C. in den zin van diens grondwaarheid moet erkend worden de goddelijke waardigheid en zending van Christus, die als mensch geworden Zoon Gods op aarde kwam en als volmaakste orgaan de heilsopenbaring, als hoogste wetgever voor het gezamelijke religieuse en zedelijke leven des menschen en vooral als verlosser van het gevallen menschengeslacht door overvloedige plaatsvervangende genoegdoening het goddelijke heilsplan uitvoerde.

Als grondkracht opgevat, bestaat het wezen van het C. in de verlossingsgenade van Christus, welke als een nieuw hooger levensbeginsel aan de menschheid gegeven is in betrekking tot haar bovennatuurlijk laatste doel. Hieruit volgt als wezen van het C. in zijn hoogste beteekenis het innigste levensverkeer tusschen God en de menschen, bewerkstelligd door de genade, zoodat hierdoor de religieuse idee zoo volmaakt mogelijk verwerkelijkt is. De wezenlijke en onscheidbare verschijningsvorm van het C. is de zichtbare Kerk als god-menschelijk organisme en wel is waar niet slechts ten gevolge van den door woord en daad uitgesproken wil van Christus, maar ook reeds op grond van het openbaringskarakter, de uitwendige bestemming en de innerlijke doeleinden van het C. Het rationalistisch progressisme of evolutionisme wil een vervolmaakbaarheid van het C. in den zin van een verdere ontwikkeling boven de openbaring in Christus en de Apostelen uit of door substantieele verandering van de kerkelijke dogmas. Dit is echter met het karakter van het C. als absoluten godsdienst en met het onfeilbaar leergezag der Kerk geheel onvereenigbaar. Het C. kan nooit een anderen inhoud dan het apostolische geloofsdepositum hebben; zijn ontwikkeling is steeds slechts een organische, door den goddelijken Stichter reeds gewild en vooruitgezien; de verklaring en formuleering van de openbaringsleer door de Kerk wordt vervolmaakt onder den bijstand van den H. Geest, maar zonder iedere substantieele verandering. Daarentegen is een on-dogmatisch C., d. i. een C. zonder plicht de bepaalde leerstellingen op grond der openbaring door Christus voor waar te houden, eenvoudig afval van het C. Vgl. de Apologie van Hettinger en Schanz.

C. Verbreiding. Wat de verbreiding van het C. betreft hierin zijn 4 perioden te onderscheiden. In de eerste (1 —4e eeuw) krijgt het de heerschappij in het Romeinsche wereldrijk en een weinig daar buiten. In de 2e periode (tot begin der 13e eeuw) worden de Keltische, Germaansche, Scandinavische en Slavische rijken gechristianiseerd, terwijl een groot gedeelte van Eet Oost-Romeinsche Rijk, het Pyreneesch schiereiland en geheel Noord-Afrika aan den Islam verloren gaat en de Christelijke kerk zelf zich in een Oostersche en een Westersche scheidt. Na een periode van stilstand, die slechts enkele missiepogingen in Voor-Azië, Indië en China aanwijst, begint een 3e periode van bloei in den tijd der groote ontdekkingen, die tot in de 18e eeuw voortduurt, het grootste gedeelte van Amerika en groote gebieden in Azië en Afrika voor het Christendom wint, terwijl in Europa door de Reformatie een nieuwe groote scheiding onder de Christenen ontstaat.

Door de bloedige vervolgingen van het C. in China en Japan, de opheffing van de Jezuïetenorde, de troebelen van de Fransche revolutie en de Napoleontische oorlogen volgt een terugslag in de uitbreiding van het C. Na beëindiging daarvan volgt weer een 4e periode van succesvolle missiewerkzaamheid, vooral in de 2e helft van de 19e eeuw, waaraan Katholieken en Protestanten beide aandeel hebhen. Het resultaat van de christelijke missiewerkzaamheid is, dat in 3 werelddeelen (Europa, Amerika en Australië) het C. de heerschende godsdienst is en ook in Azië en Afrika door talrijke aanhangers vertegenwoordigd is. Begin 20ste eeuw waren volgens de zorgvuldigste berekening van 1537 millioen menschen 549l/j millioen (35s/i %) Christenen. Over de afzonderlijke werelddeelen worden zij verdeeld als volgt:

Christenen. NietChristenen. Procent Christenen.

Europa 373 976 000 17 455 000 95.6 Amerika 133 908 000 9 858 000 93.1 Australië 4 636 000 1 400 000 76.8 Afrika 8 330 000 172 000 000 4.6 Azië 26 636 000 786 300 000 3.5 De Christenen vervallen in 5 groepen met de volgende getallen:

Katholieken 264 616 000 (48,1 %)

Protestanten 166 987 000 (30.4 %)

Grieksch-orthodoxen 107 147 000 (19.9 %)

Raskolnieken 2 173 000 ( 0.4 %)

Oostersche Schismatieken 6 555 000 ( 1.2 %)

De Katholieken vormen een in zich gesloten, een geheel vormende groep, bij welke slechts ritueele verschillen voorkomen. 97% van de Katholieken behooren tot den Latijnschen ritus; alle overige ritussen tellen rond 6 millioen, als volgt verdeeld:

Grieksche Melchieten 138 000 Armeniërs 169 000 Kopten 21 000 Aethiopische 9 000 Syrische Maronieten 345 000 Syrische Malabaren 316 000 Overige Syrische ritussen 94 000 Grieken 5 020 000 De Katholieken van den Griekschen ritus wonen hoofdzakelijk in Oostenrijk-Hongarije (bijna 5 millioen), ongeveer 16000 op het BalkanSchiereiland; in het Russische Rijk is hun getal niet vast te stellen. Van de Armeniërs wonen 58 000 in Europa, 2000 in Afrika, de overige in Azië. De Koptische en Aethiopische ritus is tot Afrika (Egypte en Abessynië), alle overige oostersche ritussen bijna uitsluitend tot Azië beperkt. De hoofdmassa van de Katholieken (177¾ millioen) woont in Europa. Italië, Spanje, Portugal, Frankrijk, België, Luxemburg en Oostenrijk zijn voor meer dan 9/10, Ierland voor ¾ en Hongarije voor ⅗ Katholiek. In de overige Europeesche staten zijn de Katholieken in de minderheid, die in Zwitserland ⅖,in Duitschland en Nederland meer dan ⅓, in het Europeesch-Rusland 1/9 van de bevolking uitmaakt. De rest komt op Engeland en Schotland (2 millioen), BalkanSchiereiland (870.000), de Skandinavische rijken (10.000) en de kleine staten Monaco, Liechtenstein, S. Marino en Andorra (37.000). Van de bewoners van Amerika is bijna de helft (71⅓ millioen) Katholiek, en wel in Zuid-Am. 37 millioen, in Midden-Am. 16 millioen, in West-Indië 5 millioen, in de Vereenigde Staten 11 millioen en in Britsch Noord-Am. 24/3 millioen.

In Australië en Oceanië vormen de Katholieken met 11/10 millioen ongeveer ⅙ der bevolking, in Afrika met 3 millioen slechts 1/60 (hoofdzakelijk in de Fransche, Spaansche, Portugeesche en Duitsche koloniën). In Azië zijn 11½ millioen Katholieken, daarvan op de Philippijnen 6½, in Engelsche bezittingen 19/10 millioen, in de Fransche 1 millioen, in de Portugeesche ⅓ millioen, in China ⅘ millioen, in Aziatisch-Turkijë ⅗ millioen; de rest in Japan, Korea, Siam en de Russische en Nederlandsche bezittingen. De Griekse orthodoxen vormen de meerderheid der bevolking in Europeesch- en Aziatisch-Rusland (69.5 %) en in de gezamelijke Balkanstaten, met uitzondering van Turkijë, alwaar circa ⅖ van de bevolking. In Oostenrijk-Hongarije tellen zij 3⅖ millioen aanhangers, in Aziatisch-Turkijë 1⅛ millioen; in alle overige staten is hun getal onbeduidend. Uit de Grieksch-orthodoxen zijn ontstaan de sekte der Raskolnieken (oudgeloovigen), uitsluitend in het Russische Rijk. Het officieele getal (2⅙ millioen) wordt algemeen als veel te laag aangezien. De Oostersche schismatieken (Armeniërs, Syriërs, Nestorianen, Thomaschristenen, Monophysieten) wonen in het Russische en ’t Turksche Rijk, in Perzië (Nestorianen), Indië (Thomaschristenen), Egypte en Abyssinië (Monophysieten). — Bovendien zijn er nog 8754 Jansenisten (Nederland) en ongeveer 70.000 Oud-Katholieken (Duitschland, Oostenrijk, Zwitserland). De Protestanten vormen een verzamelgroep van verschillende belijdenissen, die alle Christenen omvat, welke noch tot de Katholieken noch tot een der genoemde schismatieke kerken behoort.

Zij maken meer dan 9/10 der bevolking uit in de Skandinavische rijken, Finland, Engeland en Schotland, bijna ⅔ in Duitschland, 59 % in Nederland, 57.7 % in Zwitserland, 25.6% in Ierland, 19.4 % in Hongarijë, 3 % in het Russische Rijk, 1.9 % in Oostenrijk, 1.6 % in Frankrijk. In de overige staten van Europa is hun getal zeer gering.In den Australischen statenbond maken zij met 2¾ millioen 71.4 % der bevolking uit, in de Vereenigde Staten bijna ⅘, in Canada ⅗, in West-Indië ⅙ der bevolking, in Zuid- en Middel-Amerika nog niet 1 %. In Azië zijn zij met grootere getallen vertegenwoordigd in Britsch-Indië (1 millioen), in de Nederlandsche bezittingen (⅖ millioen) en China met omliggende landen (⅕ millioen). De rest komt op Voor-Azië (80.000) en Aziatisch-Rusland (66.000). In Afrika zijn in ’t geheel 1⅔ millioen Protestanten en wel 1.4 millioen in de Engelsche bezittingen, 150.000 in de Fransche, de overigen in de Duitsche en Portugeesche koloniën, Liberië, Egypte en den Kongo. Een statistieke scheiding van de afzonderlijke Protestantsche belijdenissen is slechts in Europa en in eenige Engelsche koloniën bij benadering mogelijk. Van de 97⅓ millioen Protestanten in Europa waren 61 millioen Evangelisch, 24¾ millioen Anglikanen, 3⅔ millioen Methodisten en 8 millioen andere Protestanten. In den Australischen statenbond waren 1½ millioen Anglikanen, ½ millioen Methodisten, ⅖ millioen Presbyteranen en ⅓ millioen andere Protestanten; in Canada 9/10 millioen Methodisten, 3/10 Presbyteranen, 7/10 Anglikanen, 3/10 Baptisten en 1/10 millioen Lutheranen.

Volgens de nieuwste statistische schatting van P. Krose S.J. is bij een bevolking der aarde van 1561 millioen menschen het getal der Christenen van verschillende belijdenissen 617.972.918; daarvan zijn Katholiek 292.787.085, Protestanten van verschillende gezindten 186.055.624, Grieksch-Orthodoxen met inbegrip der Russisch-Orthodoxen 127.541.718, Oostersche Schismatieken 8.974.980. Over de verschillende werelddeelen zijn de Katholieken volgenderwijze verdeeld: Europa 188.577.058, Azië 12.661.498, Australië 1.244.055, Afrika 2689.839, Amerika 87.614.635. Als niet-Christenen staan tegenover deze getallen: Joden 12.989.751, Mohammedanen 207.067.840, Brahmanen 210.100.000, Buddhisten 125.270.600, Confucianen 240.000.000, Taoisten en Schintoisten 49.000.000, Fetichisten en andere heidenen 91.604.000, anderen en zonder opgave 7.313.280.

Zie verder ook ZENDING.