Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kracht

betekenis & definitie

v./m. (-en),

1. fysiek vermogen, sterkte van het lichaam of een deel ervan van mensen en dieren: hij bezit vooral veel — in zijn armen; zijn — is gebroken; zijn krachten verspillen; met — op iets drukken, sterk drukken; zijn krachten nemen met de dag af, hij verzwakt zeer snel; lijden aan verval van krachten; zijn krachten komen langzaam terug, van een herstellende zieke; uit zijn — groeien; met vereende krachten, met gezamenlijke inspanning; zijn krachten meten met iemand, zien wie de sterkste is, met hem strijden, ook fig. in het spel enz.;
2. (mechanica) oorzaak van verandering in bewegingstoestand van een lichaam (e): een parallellogram van krachten; de — grijpt hier aan; middelpuntvliedende —; in het dagelijks leven in het algemeen het fysieke vermogen van zaken of verschijnselen in de natuur en van de daarin berustende eigenschappen: de — van de stoom, van het water, van de wind; (zeevaart) met — van zeil, met zoveel mogelijk zeilen bijgezet; met volle —, met al het vermogen (van de machine); ook als bw. bep.: volle — vooruit; fig. ook van personen, organisaties enz. gezegd: op volle, halve — werken; met — van wapenen, door wapengeweld;
3. (van voorwerpen en stoffen) het vermogen om naar buiten invloed te oefenen of iets uit te werken: de van spijzen; de — van het vlees, het vleesnat; je moet de kurk goed op de fles doen, anders gaat de -eraf; (zegsw.) er is geen — of heerlijkheid aan, het is flauwe kost;
4. geestelijk en zedelijk vermogen van de mens, vermogen van ziel of geest: hij heeft de — niet om aan de verleiding weerstand te bieden; zijn krachten aan iets wijden; vgl. geestkracht, wilskracht, zielskracht, God geeft — naar kruis, sterkte naar de mate van het te dragen leed;
5. geestelijk, zedelijke en fysieke vermogen te zamen, macht: die betrekking is te zwaar voor hem, zij eist te veel van zijn krachten; m.n. met betrekking tot een aantal mensen: de — van de natie; (ook) de toestand van personen of zaken in het volle bezit van hun vermogens: in de — van zijn leven, in het beste gedeelte, de bloei; datgene waarop iemand steunt of waardoor hij macht kan uitoefenen: zijn zoeken in lijdzaamheid; daarin ligt zijn —; (van God) vermogen, macht: Uw is het Koninkrijk en de in der eeuwigheid (Matt.6,13); iemand van die —, eig. die dat kan, vandaar: van zo’n soort; gezag, macht;
6. (van uitingen, gevoelens, handelingen e.d. abstracte begrippen) niet-fysiek vermogen, macht om iets uit te werken: de — van de liefde; de — van een betoog; de — van een woord, de volle betekenis ervan, wat het juist vermag uit te drukken; (van wettelijke regelingen, overeenkomsten, bevelen enz.) het vermogen om gevolgen teweeg te brengen, bevoegdheden of verplichtingen te scheppen: deze regeling is nog van —, geldt nog; de wet heeft geen terugwerkende —; uit

van, ingevolge, op gezag van, uit hoofde, gemachtigd door; — van wet hebben, bevoegdheden en verplichtingen kunnen scheppen evenals een wet doet; (recht) in van gewijsde gaan;

7. (als personificatie) wat werking doet, wat (of die) macht of vermogen heeft: een hogere —; (r.k.) de Krachten, een van de negen koren van engelen.

(e) Kracht is een fundamenteel begrip uit de mechanica. Wanneer een deeltje zeer ver van alle andere lichamen verwijderd is zodat het volledig aan hun invloed onttrokken is, dan kan zijn bewegingstoestand niet vanzelf veranderen (→traagheidswet).

Wanneer echter zijn snelheid in richting of grootte verandert, moet hiervoor een uitwendige oorzaak bestaan. Deze oorzaak noemt men een kracht. Een kracht wordt gekenmerkt door een aangrijpingspunt, een richting en zin en een grootte. Een kracht is een →vector. Een kracht F is te meten aan de versnelling a door deze kracht gegeven aan een lichaam met massa m.

Vectorieel geldt: F = ma (→causaliteitswet). De eenheid van kracht is in het SI-stelsel de →newton (symbool: N); de newton geeft aan een massapunt van 1 kg (massa), een versnelling van 1 m/s2. De kracht waarmee de aarde aan een massapunt trekt is het →gewicht;kgf = gN, waarbij g = de getalwaarde van de plaatselijke versnelling der →zwaartekracht (ca. 9,81).

Het herleiden van een stelsel van krachten:

1.Ook al grijpen vele krachten aan in één stoffelijk punt, de puntmassa kan slechts één beweging, m.n. een →translatie, uitvoeren. Blijkbaar kan een dergelijk stelsel van krachten steeds vervangen worden door één enkele kracht; deze éne kracht is de resultante→ (afb.1).
2.Coplanaire krachten die aangrijpen in verschillende punten van een stijf lichaam. Alle inwerkende krachten zijn weer te vervangen door één enkele resultante R (afb.2, 3 en 4), die een translatie teweegbrengt, behalve in het geval van twee even grote, evenwijdige maar tegengesteld gerichte krachten F en —F. In dat geval vormen F en -F een →koppel dat een →rotatie veroorzaakt.
3.Willekeurige krachten die aangrijpen in verschillende punten van een stijf lichaam. Voor het herleiden van een willekeurig krachtenstelsel gaat men uit van een herleidingscentrum O. Meestal wordt daarvoor het massamiddelpunt gekozen. De werking van een kracht F in A wordt niet gewijzigd door een krachtenpaar (F, -F) aangrijpend in O er aan toe te voegen (afb.5, a en b). Dit stelsel (F, F, -F) is op te vatten als de som van een krachtF aangrijpend in O en een koppel (F, —F) met koppelvector M (afb.5, c). Evenzo zijn alle andere krachten die op het lichaam aangrijpen gelijkwaardig met een kracht in O en met een koppel. Tenslotte kunnen al deze krachten in O vectorieel worden samengesteld tot één enkele resultante in O, en al deze koppels tot één enkel →resulterend koppel. De resultante en het resulterend koppel bepalen samen de bewegingsverandering van het lichaam, →centripetale kracht, →centrifugale kracht, →centrale kracht, →reactiekracht.

LITT. M.Jammer, The concept of force (1957).