Synoniemen zoeken
Synoniem van kracht
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
kracht
kracht - mate waarin iets sterk is; synoniem: sterkte. Geluid heeft volume. De kracht die een bedrijf of een staat kan mobiliseren heet het potentieel.
Zie: levenskracht; vermogen.

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Kracht
Kracht is het vermogen om arbeid te verrichten, jde oorzaak, waardoor eene werking teweegge¬bracht of gewijzigd wordt. Sterkte is weerstandbiedende kracht; verder kracht: sterkte van geheugen sterkte om te dragen. De sterkte van onzen staat is gelegen in onze waterlinie. Vermogen en macht zien meer op de engere of ruimere grenzen, die er gesteld zijn aan iemands krachten. Vermogen is meer het kunnen dan het werkdadig uitoefenen; het kan eene werking te weeg brengen; geschiedt dit, dan heeft er inspanning der kracht plaats. Evenals macht geeft het aan, dat er een voldoende hoeveelheid kracht is om iets te volbrengen, zonder dat hiervoor hulp van anderen noodig is; macht veronderstelt meer het bezit van eene groote mate van kracht, die men volkomen beheerscht. Het vermogen om te spreken de macht over de taal. Vermogen ziet meer op het kunnen, macht op de uitwerking. Verstandelijke vermogens. Geestvermogens. Denkvermogen. Het benijdens¬waardig vermogen om veel goed te doen. In eene absolute monarchie is de macht van den vorst onbeperkt (niet begrensd door eene grondwet). God bezit eene oneindige macht. Zij heeft op haar man veel vermogen. Macht wordt in enkele gevallen uitsluitend voor lichamelijke krachten gebezigd. Dat werk is boven mijne macht. Uit alle macht loopen.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
kracht
kracht - zelfstandig naamwoord
1. hoe sterk het is
♢ ik heb veel kracht in mijn armen
1. in de kracht van je leven
[in je beste tijd]
2. met vereende krachten
[met zijn allen]
3. uit zijn krachten gegroeid zijn
[naar verhouding te lang geworden]
4. zijn krachten meten met iemand
[uitproberen wie de sterkste is]
5. met vereende krachten
[met gezamenlijke inspanning]
6. de krachten bundelen
[samenwerken]
7. op eigen kracht
[zonder hulp van anderen]
2. de werking of de invloed
♢ hij gebruikt altijd krachtige taal
1. is die wet al van kracht?
[in werking]
3. werknemer
♢ zij is een goede kracht voor dit bedrijf
1. een losse kracht
[zonder arbeidsovereenkomst]
Zelfstandig naamwoord: kracht
de kracht
de krachten
Synoniemen
power
Tegenstellingen
machteloosheid