Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kernwapen

betekenis & definitie

o. (-s), (ook: nucleair wapen), wapen waarbij explosies teweeggebracht worden door middel van →kernreacties.

(e) MILITARIA. Kernwapens behoren evenals biologische en chemische wapens tot de massavernietigingswapens. De werking van het eerste kernwapen, de atoombom (A-bom), berust op de kernsplijting van een isotoop van het element uraan (uraan-235) of van een nog zwaarder element plutonium (plutonium-239). De daarbij ontwikkelde hoeveelheid energie is van een orde van grootte, die bij chemische reacties, waarop de vernietigingskracht van conventionele wapens is gebaseerd, onbestaanbaar is. De VS gebruikten de atoombom bij de bombardementen van Hiroshima en Nagasaki (1945).

In de jaren vijftig werd in de VS de eerste waterstofbom ontwikkeld, deze overtreft de atoombom qua uitwerking verre. Haar werking berust op →kernfusie van het element waterstof tot het zwaardere element helium: daarbij komen nog aanzienlijk grotere hoeveelheden energie vrij dan bij de splijtingsreacties. Een dergelijke fusiereactie vindt pas plaats bij een extreem hoge temperatuur, die uitsluitend door middel van de explosie van een atoombom kan worden bereikt. Men spreekt daarom ook wel van thermonucleaire wapens. Een nieuwe ontwikkeling (1977) is de neutronenbom die een verhoogde hoeveelheid straling afgeeft bij dezelfde explosieve kracht, en dan ook m.n. tegen personen gericht is.

De vernietigingskracht van kernwapens wordt uitgedrukt in →kiloton (kt) of →megaton (mt). De VS en de USSR beschikken (1977) over verscheidene kernwapens met een vernietigingskracht van meer dan één megaton; de VS de intercontinentale strategische raketten Titan 2 (5-10 mt) en Minuteman 2 (1—2 mt); de USSR verschillende typen intercontinentale strategische raketten van de SS-serie, zoals de SS-7 en de SS-8 (beide 5 mt), de SS-9 (20—25 mt) en de SS-18 (18-25 mt).

Een kernwapen kan hoog boven, vlak boven of onder het aardoppervlak tot ontploffing worden gebracht. Ter aanduiding van deze explosies worden resp. de begrippen →luchtexplosie, →maaiveldexplosie en →ondergrondse explosie gehanteerd. Explosies van het laatste type worden o.a. veroorzaakt door kernwapenvernielingsladingen (→atoommijn).

De voornaamste kenmerken van een kernwapenexplosie zijn een verblindende lichtflits, een schoksgewijze verhoging van de luchtdruk en allerlei (verbrandings)verschijnselen, die het gevolg zijn van het vrijkomen van energie in de vorm van hitteen kernstraling. De verhoging van de luchtdruk (→2blast) komt tot uiting in het hamereffect en in het meesleureffect, waardoor objecten van zeer uiteenlopende aard (gebouwen, huizen, bomen enz) eerst in elkaar gedrukt en vervolgens geheel of gedeeltelijk weggevaagd worden. Dit gaat uiteraard gepaard met aanzienlijke verliezen aan personeel en materieel. De hittestraling verbrandt de onbedekte huid en doet droog materiaal ontvlammen. Het doordringend vermogen van deze straling is overigens relatief gering.

De kernstraling is, anders dan de hittestraling, niet zonder meer waarneembaar; men onderscheidt directe radioactieve straling en nablijvende radioactiviteit (→fall-out). Blootstelling aan radioactieve straling kan stralingsziekte tot gevolg hebben.

Er waren in 1977 zes kernwapenmogendheden: de VS, de USSR, Engeland, Frankrijk, de Volksrepubliek China en India.

Het eerst gereedgekomen kernwapen werd in Amerika ontwikkeld in de Tweede Wereldoorlog. Een internationale groep van geleerden wilde tot elke prijs voorkomen dat Hitler over kernwapens zou gaan beschikken. Duitsland capituleerde vóór de Amerikaanse atoombom kon worden getest in de woestijn van New Mexico (16.7.1945). De bom werd echter gebruikt. Op 6 resp. 9.8.1945 werden de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki door een atoombom van 13 kt resp. 20 kt vernietigd. Ter vergelijking: de verwoesting van Rotterdam geschiedde door een bombardement van te zamen 94,5 t TNT.

Strategische kernwapens zijn gericht tegen het achterland, op militaire doelen (raketbases, vliegvelden, duikbootbases, wapenfabrieken) of op steden. Toen de VS nog onkwetsbaar waren voor Russische kernwapens, diende de dreiging er in geval van Russische agressie de Russische steden mee te vernietigen, als afschrikking tegen een oorlog. Daar beide landen over duizenden strategische wapens beschikken, is dit geen argument meer. In 1969 rekende McNamara uit, dat eenderde van de Russische bevolking en driekwart van de industrie konden vernietigd worden met 400 strategische wapens. Amerika beschikte in 1977 over ca. 8000 thermonucleaire strategische wapens.

Tactische kernwapens zijn bestemd om te worden gebruikt op het slagveld tegen militaire doelen. Aan de westerse kant staan in Europa ca. 7000 tactische kernwapens opgesteld, aan de kant van het Sovjetblok ca. 3500 plus de strategisch bruikbare 700 middenafstandraketten. Gebruik van deze wapens zou van Europa een woestenij maken. De aanwezige kernatoomwapenmacht op de wereld wordt geschat op een totaal overeenkomend 1,2 mln. Hiroshimabommen.

De technische ontwikkeling maakt steeds kleinere kernwapens mogelijk: de ‘mini-nukes’ hebben een explosieve kracht van 100 t TNT. Kleine wapens richten minder onnodige verwoesting aan; de overgang van conventionele wapens naar kernwapens vervaagt echter. Het is gewenst dat een hoge drempel tussen deze twee duidelijk verschillende wapensoorten blijft bestaan, anders ligt de weg open naar de totale nucleaire oorlog. Door de werking van kernwapens (hitte, druk en straling) is de gehele mensheid bij een kernoorlog betrokken. De directe werking van de hitte is het grootst: door één 25 megatonbom kan een land als Nederland verzengd worden. De fall-out kan zijn ziekteen doodverwekkende werking hebben in andere delen van de wereld, en na langere tijd.

Bijzondere maatregelen tussen de VS en de USSR om een kernwapenoorlog te voorkomen is het ‘Hot-line’-verdrag (1963). De USSR met haar aanvankelijke voorsprong op het gebied van de conventionele bewapening streefde naar een koppeling van het ontwapeningsvraagstuk met de vernietiging van bestaande kernwapens of althans een algemeen verbod op het gebruik ervan. Daarentegen legden de VS de nadruk op bewapeningsvermindering en controle op niet-vervaardiging van (nieuwe) kernwapens, en stelden een volledig internationaal beheer van de kernenergie in al zijn aspecten voor (Baruch-Lilienthalplannen). De VN Commissie voor Atoomenergie, opgericht in 1946, had o.m. tot taak voorstellen te doen op het gebied van kernenergie en -bewapening. Deze Commissie werd met de Commissie voor Conventionele Bewapeningen samengevoegd tot de VN Commissie voor Ontwapening waarvan lid waren alle leden van de VN (1958). Intussen waren de VS, Groot-Brittannie, Frankrijk en de USSR overgegaan tot de oprichting van een nieuwe ontwapeningscommissie buiten de VN om, in 1961 uitgebreid tot de Achttien Landencommissie voor Ontwapening.

Het uitblijven van meeromvattende ontwapening en wapenbeperking leidde tot het zoeken naar regelingen voor deelgebieden. Een Indiaas voorstel tot staking van proefnemingen met kernwapens (5.8.1963) leidde tot het Verdrag tot stopzetting van alle kernexplosies in de dampkring, in de kosmische ruimte en onder water (echter zonder Frankrijk en China). Naar aanleiding van een Australische klacht tegen Frankrijk bij het Internationale Gerechtshof over de voortgaande Franse atmosferische proeven in de Grote Oceaan, uitte de Franse regering haar voornemen dergelijke proeven niet meer uit te voeren. Het Chinese argument luidt dat een verbod op kernwapenproeven moet samengaan met vernietiging van alle (bestaande) kernwapens omdat het verbod anders zou leiden tot de nucleaire hegemonie van de supermogendheden. Hoewel het niet tot een verbod van de ondergrondse proefnemingen is gekomen, hebben de VS en de USSR een akkoord bereikt dat vanaf 31.3.1976 geen ondergrondse proeven meer zullen worden gehouden met een sterkte van boven 150 kt; het aantal proeven tot een minimum zal worden beperkt; en zij slechts in bepaalde gebieden mogen plaatsvinden.

Men heeft ook gestreefd naar het verbieden van het gebruik of het plaatsen van kernwapens in bepaalde gebieden (denuclearisatie).

1. Door het Verdrag inzake het Zuidpoolgebied (21.12.1959) is dit gebied geheel gedemilitariseerd.
2. In 1961 werd de denuclearisatie van Afrika in de VN aanvaard, gevolgd door die van andere gebieden.
3. Het Verdrag inzake de beginselen waaraan de activiteiten van staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met o.a. een verbod tot stationering van kernwapens in een baan om de aarde en op hemellichamen (10.2.1976).
4. Het verdrag inzake het verbod tot plaatsing van kernwapens en andere wapens voor massale vernietiging op en in de zeeen oceaanbodem (11.2.1971).

Een derde mogelijkheid is het voorkomen van verspreiding van kernwapens. Op 1.7.1968 is tot stand gekomen het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (Non-proliferatieverdrag):

1. Daarbij verbindt iedere erbij betrokken kernwapenstaat, noch direct noch indirect kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen, dan wel de beschikkingsmacht daarover, over te dragen, noch een niet-kernwapenstaat op enigerlei wijze te helpen, aan te moedigen of te bewegen kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen te vervaardigen of anderszins te verwerven.
2. Omgekeerd verbindt iedere niet-kernwapenstaat die partij is bij het verdrag zich, zo’n overdracht niet te aanvaarden, noch tot vervaardiging en verwerving over te gaan.
3. Aangezien niet-kernwapenstaten wel kernenergie voor vreedzame doeleinden mogen aanwenden, verbinden deze staten zich tot naleving van de verdragsverplichtingen. Dit leidde tot een groot aantal waarborgovereenkomsten tussen de verschillende niet-kernwapenstaten en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie.
4. Alle verdragspartijen zijn verplicht geen nucleaire materialen en uitrusting te leveren aan niet-kernwapenstaten, die niet partij zijn bij het verdrag, zonder dat daarop dezelfde soort waarborgen van toepassing zijn.

Intussen is het gesprek tussen de supermogendheden over wapenbeheersing en -beperking weer opgenomen. Tot 1966 was een betrekkelijke stabiliteit bereikt in de strategische verhouding. Gevaar voor doorbraak ontstond door de ontwikkeling van intercontinentale raketten met een aantal atoomkoppen die elk op een eigen doel kunnen worden gericht,

2. anti-raket-raketten en
3. projectielen die gedeeltelijk langs een kringloop om de aarde hun doel kunnen naderen.

Het gevolg was dat het weer aantrekkelijk zou kunnen worden om het initiatief tot een nucleaire aanval te nemen. In 1968 zijn de SALT-(→strategic arms limitation talks) besprekingen tussen de VS en de USSR begonnen die in 1972 hebben geleid tot een eerste SALT-akkoord.

Een meer dogmatische benadering van het kernwapenvraagstuk vindt men in resolutie 1653 (xvi) van de Algemene Vergadering van de VN (24.11. 1961), waarin werd uitgesproken dat het gebruik van kernwapens een schending van het Handvest inhoudt.

< >