I. bn. (-der, -st), pijnlijk, smartelijk, pijn veroorzakend: een — been; (zegsw.) tegen het zere been schoppen, iemand kwetsen door iets te zeggen waarvoor hij extra gevoelig is;
II. zn. o.,
1. pijn, smartelijke gewaarwording: iemand — doen, hem pijn veroorzaken, ook fig., het gevoel;
2. pijnlijke plaats, deel dat pijn doet; meestal fig.: iemand in zijn — tasten, op zijn — trappen, een gevoelige plek bij hem aanraken; oud —, iets dat al lang leed of last veroorzaakt;
III. bw., (schrijft.) in hoge mate, erg: — kort, — lang; hij was — verbaasd; ik voel het maar al te —, meer dan mij lief is; ten zeerste, in de hoogste mate.