Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

jeugd

betekenis & definitie

v./m. (g. mv.),

1. het jong zijn, de jonkheid als staat of hoedanigheid; (spr.) — heeft geen deugd, in de jeugd valt het moeilijk zich aan te passen; jonge leeftijd of voorkomen daarvan: zij viel op door haar —;
2. het tijdperk van het jong zijn, de leeftijd tot de volwassenheid

(e): in zijn —; van zijn — af, van jongs af; in zijn prille —, toen hij nog heel jong was; tweede —, bloeiperiode van de volwassenheid; met betrekking tot wat men in die tijd doet of beleeft: een onbezorgde —; (fig.) de — van de volken, de eerste tijd van hun bestaan;

3. jeugdige personen, jongelui: de studerende —; ook de zeer jongen, de kinderen: de schoolgaande—; voor de — (op boektitels) ; men klaagt steen en been over de baldadigheid van de —;
4. (gew.) de — van het vlees, vocht, sap.

(e) De jeugd wordt bij vele niet-westerse volken afgesloten door ceremonies en riten die de volwassenheid inleiden. Daarna mag men o.a. wapens hanteren en trouwen. Naar huwelijkspatroon en sociale organisatie is de leeftijd van het beëindigen van de jeugd bij de diverse volken uiteenlopend. De jeugd van de mens is niet alleen biologisch, maar ook cultureel bepaald. Inhoud en rol van de jeugd staan in sterke wisselwerking met de opvoeding en met de instelling van de oudere generaties. In de meeste moderne staatssamenlevingen wordt de jeugd verlengd tot ver voorbij de echte kind-periode. Het begin van het huwelijk, het volwaardig uitoefenen van een beroep, en de volledige beheersing van het overgeleverde ideeëngoed, vallen hier meestal tussen het 20e—30e jaar. De geslachtsrijpheid is dan reeds lang aanwezig (vanaf 10—14 jaar). Men spreekt van →adolescentie en stelt 25 jaar als de bovengrens van de jeugd, waarbij als ondergrens van de specifieke jeugdhabitus vaak het begin van de →puberteit wordt aangehouden, d.w.z. 12—14 jaar. Enigszins parallel hiermee gaat de indeling van jeugd en jongeren van onder en boven de 20 jaar in tieners en twens.

In Europa is men sinds de 18e eeuw tot een andere waardering gekomen van de jeugd. In de vroegere agrarische maatschappij betrok de oudere generatie de jeugd al vroeg in het volwassen leven voorzover het de produktie betrof, maar hield haar verder op een afstand. In de geïndustrialiseerde maatschappij neemt de jeugd betrekkelijk laat aan het productieproces deel, de traditionele afstand tussen ouderen en jongeren is vervangen door een meer kameraadschappelijke verhouding. De betekenis van het jeugdbestaan is in de 20e eeuw onderwerp geworden van wetenschappelijke bestudering in de antropologie, pedagogie, psychologie en sociologie. Jeugdcriminaliteit en psychische stoornissen van de jeugd treedt men op grond van de aldus verkregen inzichten tegemoet met afzonderlijke en andere behandelingswijzen dan voor niet-jeugdigen.