Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

geen

betekenis & definitie

bepaald hoofdtelwoord waarin een ontkenning ligt opgesloten (zelfst. en bijv. gebruikt);

I. als ontkennend onbepaald vn.,
1. bijvoeglijk gebruikt: niet enig, niet één: sterveling te zien; mens, niemand; (spr.) er kraait haan naar, niemand zal het verraden, aan het licht brengen; voor stoff. en onstoff. zaken: hij heeft — moeite gespaard; in uitdrukkingen die een versterkte ontkenning vormen:

aasje, greintje, cent waard zijn; sikkepitje, — zier, — snars; voor een onbep. w.: zij weten van — wijken, zij wijken op generlei wijze; daar is praten tegen, daar valt volstrekt niet tegen te praten; met bijw. of bijw. uitdrukking: (in het) geheel —, volstrekt geen; — ander, niet enig ander, niet één ander, of wel, niet een ander: ik heb — andere jas dan deze; ander, niemand anders; ik heb — enkele reden om ontevreden over hem te zijn, niet één enkele; — één, niet één, geen enkel; in elliptisch gebruik:

praatjes!; zonder zn. als dit reeds genoemd is: ik heb er —;

2. zelfst. onbep. vn. (met klemtoon), niemand: — van beiden, van allen (ons, u allen);

ontkennend lidw. van eenheid, niet een: is het opstand tegen zijn rijksgebied?; — geheim maken van, niet verbergen enz.; bij een predikaat: de walvis is vis; bij een eigennaam als soortnaam: hij is — Vondel, geen dichter als Vondel; voor telw. in de zin van minder dan: na nog tien minuten;

als negatie van het bepaald lidwoord of als blote ontkenning;

1. niet de, niet het: ik wil er hand naar uitsteken, er niets van nemen, (ook) er niet aan helpen; hij heeft vin verroerd, niets gedaan, is onbeweeglijk blijven zitten;
2. als blote ontkenning: zijn dat — uitvluchten?; voor namen van stoffen of abstracte begrippen: hij heeft geld; hij kan wijn verdragen; voor eigennamen: hoe lang ik ook wachtte, er kwam Jan, Jan kwam niet; u geeft hem een verkeerde naam, hij heet Piet, hij heet niet Piet, maar anders; hij verstaat Latijn, maar wel Frans;
3. in enige zegswijzen in ongunstige zin gebruikt ter aanduiding dat het genoemde die naam niet verdient: dat is mens, dat is een snood, ontaard mens, een onmens; dat is — manier van handelen, een gemene manier; dat is — spelen, dat is oneerlijk, vals spelen; dat is — leven, een zeer ongelukkig leven, het is niet uit te houden; het is weer, het is slecht weer, (of wel in zwakkere opvatting) geen goed weer; weer of weer, onder alle omstandigheden.