Gepubliceerd op 01-12-2020

riolering

betekenis & definitie

stelsel van buizen (en kanalen) om het huishoudelijk afvalwater, al dan niet vermengd met hemelwater, tot buiten de woonkern af te voeren. Men kan riolering beschouwen als een van de oudste vormen van milieutechniek: al in 500 v.C. bezat Rome een riolering.

Afvoer van afvalwater is van belang voor de volksgezondheid (epidemieën) en voorkomt stankoverlast. Ook het hemelwater kan overlast veroorzaken: volgelopen kelders en hinder voor het verkeer. De riolering begint in de woning met het afvoeren van toilet- en waswater, uit afvoeren en uit schrobputjes. Het hemelwater wordt opgevangen en afgevoerd via dakgoot en regenpijp en van de straten via straat- en trottoirkolken. Vaak wordt ook het industrieel afvalwater via het riool afgevoerd. Naar de aard van het watertransport door het riool kan men drie systemen onderscheiden:1. vrij-verval-riolering: transport d.m.v. de zwaartekracht (de rioolbuizen lopen af met een zeker verhang), het simpelste en meest toegepaste systeem;
2. druksysteem: het afvalwater van een of meer woningen wordt in een put verzameld en vandaar door een pomp in een persleiding geperst;
3. vacuümsysteem: het afvalwater van een of meer woningen wordt in een put verzameld en daaruit via een automatisch werkende klep in een leiding gezogen waarin een onderdruk gehandhaafd wordt.

De druk- en vacuümsystemen worden vooral toegepast om het huishoudelijk afvalwater (zonder hemelwater) van verspreide bebouwingen en recreatieterreinen te verzamelen.

Hemelwater is betrekkelijk schoon en kan feitelijk zonder meer geloosd worden; huishoudelijk (en eventueel industrieel) afvalwater bevat veel verontreinigende componenten (o.a. fosfaten van wasmiddelen) en moet eigenlijk eerst gezuiverd worden voor de lozing. Het kan dan ook aantrekkelijk zijn om deze twee waterstromen onafhankelijk van elkaar te verwerken. In praktijk worden in woonkernen de volgende systemen toegepast.

a. Gemengde riolering: afval- en hemelwater worden via een leidingsysteem afgevoerd; dit systeem is goedkoop en eenvoudig, maar heeft als nadeel dat het overlaten vergt (zijdelingse afvoer). Een rioleringstelsel heeft immers maar een beperkte capaciteit en het kan voorkomen dat na b. v. een zware regenbui er zoveel water afgevoerd moet worden, dat het stelsel overvol raakt. Om te voorkomen dat straten blank komen te staan (met gedeeltelijk afvalwater), zal het extra aanbod van water via een overlaat uit het rioolsysteem geloosd moeten worden. Het gemengde systeem wordt in Nederland het meest toegepast.
b. Gescheiden riolering: afval- en hemelwater worden via afzonderlijke leidingsystemen afgevoerd, het afvalwater naar een zuiveringsinstallatie en het hemelwater rechtstreeks naar het open water. In principe wordt zo voorkomen dat verontreinigd water geloosd wordt, maar in de praktijk ontstaat na verloop van jaren een groot aantal verkeerde aansluitingen, waardoor het principe teniet wordt gedaan en de emissie van verontreinigingen juist erg groot kan worden. Dit systeem is 30-50 % duurder dan het gemengde.
c. Verbeterd gescheiden riolering: om de nadelen van het gescheiden systeem op te vangen, wordt ook het hemelwater-afvoersysteen bemalen. Hiermee wordt een geringere vuilemissie bereikt, maar de meerkosten ten opzichte van het gemengde systeem bedragen 50-100 %.
d. Verbeterd gemengde riolering: bij het overlaten van het systeem brengt men bassins aan, waarin het water tijdelijk wordt opgeslagen en waarin het vuil de tijd krijgt te bezinken, voordat het water wordt geloosd. Het effect hiervan hangt sterk af van de grootte van de bassins. De bassins liggen beneden de drempelhoogte van de riolering.
e. Verbeterd gemengde riolering met extra regenpompen: naast de normale pompcapaciteit wordt als het riool deels is gevuld een 2—5-voudige extra pompcapaciteit ingeschakeld. De extra afgevoerde hoeveelheid water wordt gevoerd naar een hoog gelegen bassin, dat na vulling overstort en dat na de regenbui weer wordt geledigd in het riool. Zo’n hooggelegen bassin wordt gelijkmatig belast en heeft een goed bezinkingseffect.

In het grootste deel van Nederland moet het (gemengde) rioolstelsel worden bemalen. De bemalingscapaciteit wordt het liefst zo klein mogelijk gehouden om de rioolwaterzuiveringsinstallatie niet te duur te maken. Om te voorkomen dat de riolering bij elke kleine regenbui op het open water moet lozen (en dat dus vervuilt), worden de buizen zodanig gedimensioneerd, dat b.v. 7-10 mm neerslag tijdelijk kan worden opgeborgen. De grootte van de berging en de regenpompovercapaciteit, die varieert van 0,4-1,0 mm/h (d.i. de aanwezige pompcapaciteit minus de capaciteit benodigd voor de afvoer van het afvalwater), bepalen de overstortfrequentie en -hoeveelheid. De norm voor de overstortfrequentie varieert van 3-10 maal per jaar.

Het is beter niet uit te gaan van de overstortfrequentie, maar van de vuilemissie bij de overlaat en deze te beschouwen in relatie tot de gewenste kwaliteit van het open water. Veel open water en weinig vuil kan niet veel kwaad (al moet daarbij de aard van het vuil niet uit het oog verloren worden, b.v. zware metalen), veel vuil water gepaard met weinig open water kan snel problemen opleveren.

Bij het berekenen van de buisafmetingen gaat men uit van een regenintensiteit van 60-100 1/s.ha (d.i. een neerslag van 21-36 mm/h) en van de eis dat nergens in het systeem het water tot boven het straatpeil stijgt. Eenmaal in de 2-5 jaar kan het nog harder regenen en zal het water op straat blijven staan of boven de grond aflopen naar open water. De buizen hebben een diameter van 150—1500 mm en zijn in Nederland meestal van beton, maar ook asbestcement, gres, gietijzer, PVC en polyetheen worden toegepast. Om de 40-50 m legt men inspectieputten aan.

De riolering is voor het openbare deel in beheer van de gemeente. Per woning bedragen de aanlegkosten ca. f 3000,-, de jaarlijkse onderhouds- en energiekosten f 40-60. Voor een sluitende exploitatie is jaarlijks een bedrag van f 200 per woning nodig (industrie naar rato).