iedere vloeibare of vaste vorm van water die uit de atmosfeer valt en de grond bereikt. Wolkendruppeltjes vallen ook, maar bereiken de grond niet en worden daarom niet tot neerslag gerekend.
Om dezelfde redenen worden mist, dauw en rijp niet tot de neerslag gerekend. Vormen waarin neerslag kan neerkomen zijn regen, motregen (zeer fijne regendruppeltjes), sneeuw, motsneeuw en hagel. De eenheid waarin de hoeveelheid neerslag gemeten wordt is millimeter vloeibaar water per tijdsperiode. Neerslag wordt gemeten in een regenmeter: een ronde bak met een zekere doorsnede, die op een vaste hoogte wordt opgesteld. De World Meteorological Organization (WMO) adviseerde hiervoor standaard een doorsnede te nemen van 200 cm2 en een hoogte van 40 cm van het bovenvlak boven het maaiveld.Om zo goed mogelijk neerslag te meten, moet een regenmeter goed horizontaal worden opgesteld in een vrije omgeving. Om in de winter vaste neerslagvormen te kunnen meten wordt gedurende vorstperioden de regenmeter tot iets boven het smeltpunt van ijs verwarmd.
