Gepubliceerd op 01-12-2020

havenslib

betekenis & definitie

baggerslib afkomstig uit de havens. De expansie van de havens en de grotere diepgang van de zeeschepen hebben tot gevolg dat het baggerwerk, noodzakelijk om de toegankelijkheid van de havens te waarborgen, sterk in omvang is toegenomen.

In b.v. de Rotterdamse havens en de daarmee in verbinding staande waterwegen moet jaarlijks ca. 23 mln. m3 baggerslib worden afgevoerd. Een vijfde deel van dit slib wordt aangevoerd door de sterk verontreinigde rivieren Rijn en Maas, de rest komt met de getijdenbeweging uit zee. De vervuilingsgraad van het slib dat uit de havens wordt gebaggerd, neemt daardoor van oost naar west af.Het rivierslib is sterk verontreinigd met zware metalen, minerale olie en moeilijk afbreekbare organische verbindingen, doordat deze stoffen zich sterk aan subdeeltjes hechten. De miheuhygiënisch verantwoorde berging van deze hoeveelheden havenslib vormt een bron van toenemende zorg. In de eerste helft van de 20e eeuw werd het havenslib vnl. gebruikt voor het opspuiten van bouw-en industrieterreinen en voor de aanleg van plantsoenen. Tegenwoordig wordt het Rotterdamse havenslib op twee wijzen afgevoerd: de baggerspecie uit de oostelijke havens wordt opgespoten op land; de baggerspecie uit de westelijke havens en uit een groot deel van de waterwegen wordt met ‘sleephopperzuigers’ opgezogen en ca. 5 km buitengaats in zee gestort. Beide methoden brengen milieubezwaren met zich mee.

Storten in zee Er zijn twee belangrijke milieueffecten ten gevolge van het storten van slib in zee: de verhoging van het slibgehalte van de kustwateren en het in oplossing gaan van zware metalen. Als het slibgehalte van de kustwateren stijgt, gaat dit gepaard met verhoging van de aan het slib gebonden verontreinigingen. Het in oplossing gaan van zware metalen brengt met zich mee dat de biologische beschikbaarheid van de verontreinigingen groter wordt, hoewel het effect gering is: er zijn geen meetbaar hogere metaalconcentraties als gevolg van het storten van slib in zee waargenomen.

Storten op land De milieuhygiënische bezwaren tegen het storten van slib op land zijn: de mogelijke vervuiling van het grondwater en de schadelijke invloed op de kwaliteit en gezondheid van plant, dier en mens. Betreffende de aantasting van het grondwater is berekend dat op de langere duur (over meer dan 2000 jaar) schadelijke stoffen het diepere grondwater zouden kunnen bereiken. De gevaren van de besmetting van plantaardige produkten met zware metalen en andere verontreinigingen zijn niet denkbeeldig: Bepaalde land- en tuinbouwgewassen zijn in staat relatief grote hoeveelheden metalen in zich op te hopen. Van de in het slib aanwezige metalen wordt vooral het giftige cadmium opgehoopt in produkten als bladgroenten, granen en enkele veevoedergewassen. Slechts een beperkt aantal landen tuinbouwgewassen die voor consumptie bestemd, zijn kunnen op verantwoorde wijze op havenslib worden geteeld. Een verhoogd risico vormt de volkstuinen op havenslib, omdat de volkstuinders veelal al hun groenten en aardappelen hiervan betrekken.

De door de Wereldgezondheidsorganisatie toelaatbaar geachte hoeveelheid cadmium in het voedsel kan in dit geval gemakkelijk worden overschreden. Veeteelt op havenslib biedt, wat de zware metalen betreft, enige mogelijkheden. De bodemsamenstelling en vervuiling lijken sterk op die in de uiterwaarden, waar het grazende rundvee geen nadelige gevolgen ondervindt en geen ophoping van zware metalen in de dierlijke produkten kon worden vastgesteld. Schapenteelt op havenslib biedt echter risico’s in verband met de hoge kopergehalten van grond en gewas, waar het schaap zeer gevoelig voor is. Ook moet rekening worden gehouden met het voorkomen van andere verontreinigingen, zoals giftige residuen van chemische industrieën in het havengebied; deze worden gemakkelijk opgenomen in de gewassen en kunnen de dierlijke produkten (vlees, melk) besmetten.

Alternatieven voor de berging van havenslib Omdat de huidige bergingsmogelijkheden uitgeput raken of niet langer aanvaardbaar zijn, wordt naar alternatieven gezocht. In studie zijn: het opvullen van grind- en zandgaten en van diepe deltameren; het construeren van een schiereiland voor de kust (van Oostvoorne in de Noordzee) waarop de baggerspecie van 20-25 jaar zou kunnen worden geborgen.