Gepubliceerd op 01-12-2020

bron

betekenis & definitie

plaats waar water uit de ondergrond treedt. Bronnen worden gevoed door regenwater dat op hoger gelegen terreindelen valt, door de bodem zakt en lager door ondoorlatende lagen gedwongen wordt aan de oppervlakte te treden.

Er zijn ook bronnen die door de mens zijn gegraven (de zgn. sprengen) met het doel water te winnen voor watermolens, wasserijen of papierfabrieken. Bronnen komen voor in heuvelland en langs de randen van heuvelcomplexen, zoals de zuid- en oostrand van het Veluwemassief, langs de Utrechtse heuvelrug, langs de binnenduinrand, in de heuvels bij Nijmegen, in ZuidLimburg en de Ardennen. Bronwater kan op een verticaal of sterk hellend vlak te voorschijn komen (rheokreen), of het welt op in een kom, waar het zich verzamelt tot de kom overloopt en een beek vormt (limnokreen), of het treedt naar buiten over een groot oppervlak (helokreen). Het bronwater komt uit de diepere ondergrond en heeft daarom altijd een constante temperatuur van 7—12 °C. Bronnen hebben een karakteristieke flora en fauna, die afhankelijk zijn van het mineralengehalte (vooral kalk en ijzer) van het water en van de mate van beschaduwing. Belangrijk zijn in elk geval goudveilsoorten, bronkruid, reuzepaardestaart, enkele soorten slakken en kreeftachtigen.

Enkele soorten dieren komen alleen voor bij constante, lage temperaturen van bronwater. Bronnen worden bedreigd door onttrekking van grondwater voor (drink)watervoorziening, waardoor de waterstand verlaagd wordt en de bronnen droogvallen. Vooral veel bronnen langs de binnenduinrand zijn hierdoor verdwenen. Ernstige bedreigingen zijn ook het dumpen van puin en vuil, het gebruik van bestrijdingsmiddelen en het betreden door bezoekers. Beschermde brongebieden zijn te vinden in o.m. het Ravenbos bij Valkenburg en het Brakelbos en Neigenbos in de Vlaamse Ardennen.