Gepubliceerd op 01-12-2020

Europees landbouwbeleid

betekenis & definitie

De EG omvat ca. vijf mln. landbouwbedrijven van zeer uiteenlopende omvang. Hierin vinden acht mln. mensen een bestaan.

De arbeidsomstandigheden variëren sterk. Het grootste deel van de bedrijven bestaat uit familiebedrijven, d.w.z. dat de landbouwer zijn bedrijf uitoefent met hulp van zijn gezinsleden. Deze ontvangen hiervoor meestal geen of slechts een geringe financiële vergoeding. Het komt slechts zelden voor dat de landbouwers arbeiders in dienst hebben. Wel maken velen gebruik van de diensten van loonwerkbedrijven, zeker als het gaat om werkzaamheden waar speciale machines aan te pas komen, die voor de individuele landbouwer niet zijn te bekostigen.De snelle algemene economische ontwikkeling na de Tweede Wereldoorlog dwong ook de landbouwers hun bedrijfsvoering te moderniseren, wilden zij in inkomen kunnen meegroeien met andere bevolkingsgroepen. De technische mogelijkheden tot verhoging van de produktie per man en per hectare vonden snel toepassing.

De EG kent een gemeenschappelijk beleid op verscheidene gebieden, waaronder de landbouw. De doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn: het verhogen van de produktiviteit; het verzekeren van een redelijk inkomen aan de landbouwende bevolking; het stabiliseren van de markten; het veilig stellen van de voorzieningen en het verzekeren van redelijke prijzen aan de consumenten. Deze doeleinden kunnen niet alle in gelijke mate worden verwezenlijkt. Tussen 196270 zijn voor de belangrijkste landbouwprodukten de nationale marktregelingen langzamerhand vervangen door regelingen die gelden voor het gehele grondgebied van de EG. Het EG-landbouwbeleid steunt op twee pijlers: het markt- en prijsbeleid en het structuurbeleid.

Het markt- en prijsbeleid De gemeenschappelijke landbouwprijzen worden vastgesteld in Europese rekeneenheid, de European currency unit (Ecu). De theoretische basis voor de structuur van het EGprijsbeleid is de richtprijs. Deze wordt jaarlijks voor een aantal produkten, zoals melk, graan, olijfolie en koolzaad, door de Gemeenschapsautoriteiten vastgesteld. (Overigens varieert de naam richtprijs per produkt; andere benamingen zijn oriëntatie- en basisprijs.)

De interventieprijs is de minimumprijs (of aankoopprijs) waarvoor de overheid het produkt opkoopt als de werkelijke marktprijs beneden een bepaald niveau daalt. In feite gaat het om een garantieprijs voor de boer. De interventieprijs ligt een bepaald percentage onder de richtprijs. De interventieprijs werd b.v. voor boter en magere melkpoeder betaald. Dit was een van de oorzaken waardoor resp. de boterberg en de melkplas ontstonden.

De drempelprijs (ook sluisprijs of referentieprijs genoemd) is de minimumprijs waarvoor produkten uit landen die niet bij de EG zijn aangesloten mogen worden ingevoerd. Is de werkelijke importprijs lager dan de drempelprijs, dan wordt een invoerheffing opgelegd. De drempelprijs wordt zodanig vastgesteld, dat producenten in EG-gebieden met de grootste tekorten voor het desbetreffende produkt zijn verzekerd van de richtprijs. Ook de drempelprijs wordt van de richtprijs afgeleid. Doordat de prijzen voor landbouwprodukten op de wereldmarkt doorgaans lager liggen dan die op de Europese markt, wordt de export gestimuleerd via restituties om het prijsverschil goed te maken. Met de exportsubsidies en interventies zijn steeds grotere bedragen gemoeid; tot 1980 bedroeg de jaarlijkse stijging ca. 20 %.

Thans wordt ca. twee derde deel van het EG-budget (in 1981 ca. 18 mrd. Ecu) besteed aan de financiering van het landbouwbeleid. Deze financiering loopt via het Europese Oriëntatie en Garantie Fonds voor de Landbouw (EOGFL). Doordat door de toepassing van verbeterde landbouwmethoden en -technieken de produktie sneller toeneemt dan de vraag, ontstaan overschotten. Daardoor komen de prijzen onder druk te staan en dreigt het landbouwbeleid onbetaalbaar te worden. Er wordt dan ook gezocht naar mogelijkheden om die produktie af te remmen.

Daarbij denkt men aan verlaging van de interventieprijs en m.n. aan het leggen van financiële medeverantwoordelijkheid bij de producenten. Deze houdt in dat een producent een soort boete of strafheffing krijgt opgelegd als zijn produktie boven een bepaalde grens uitstijgt. Voor zuivel en suiker gelden dergelijke heffingen reeds. Het is echter nog de vraag in hoeverre prijsverlagingen en/of heffingen de omvang van de produktie zullen kunnen terugdringen.

Het structuurbeleid Het landbouw-structuurbeleid is bedoeld om de leef- en werkomstandigheden van de mensen in de landbouwsector te verbeteren.

Het in 1968 gelanceerde plan-Mansholt beoogde de hervorming van de landbouw op Europees niveau. Dit plan hield in dat de helft van de toen aanwezige tien mln. landbouwbedrijven moest worden opgeheven. Met de op die manier vrijkomende grond zouden de overblijvende bedrijven moeten worden uitgebreid. Daardoor zou men tot een rendabele produktie moeten kunnen komen. Om dit plan te realiseren was bijzonder veel geld nodig. De goedkopere variant waartoe men drie jaar later besloot, bleek echter minder doeltreffend.

Sinds 1972 is het structuurbeleid gericht op het verkrijgen van een inkomen voor landbouwers dat vergelijkbaar is met dat van andere bevolkingsgroepen. Om dit te verwezenlijken zijn maatregelen genomen, waaronder rentesubsidies voor bedrijfsmodernisering, bijdragen in de kosten van agrarische structuurveranderingen zoals ruilverkaveling, ontsluiting en drainage.

In tien jaar tijd zijn ca. vier mln. bedrijven opgeheven via de afkoop met een bedrijfsbeëindigingspremie. Daarbij ging het om bedrijven zonder toekomst, waar meestal oudere landbouwers op kleine bedrijven zonder opvolger werkten.

Verder wordt in het kader van het structuurbeleid steun gegeven aan voorlichtingsdiensten. Landbouwers kunnen tevens worden geholpen bij het opzetten van een goede bedrijfsboekhouding.

Sinds 1975 is de Bergboerenregeling van kracht, een speciale regeling om de landbouw te steunen in die gebieden waar de natuurlijke gesteldheid van het gebied een belemmering vormt voor het effectief in cultuur brengen van de grond. De Bergboerenregeling beoogt in die gebieden de landbouw in stand te houden, de ontvolking tegen te gaan en daarmee ook de verzorging van het landschap min of meer te waarborgen (erosiebestrijding, beheer bergweiden).